waterstof-bereiding volgens dit principe aanvankelijk steenkool-
gas ontleed, later hebben Rincker en Wolter de omzetting van gas-
olie of teer tot een bruikbaar proces uitgewerkt.
Bij deze installatie, welke voor een productie van 100 m3 per
uur op een tweetal spoorwagons kan worden gemonteerd, wordt
de te vergassen vloeistof boven in een met gloeiende cokes gevul-
den generator versproeid. Het daarbij gevormde oliegas wordt
verder door de cokeslaag gevoerd. Bij voldoende hooge tempe
ratuur en voldoenden contactduur wordt dan een gas verkregen
met 96 watergas.
Om de cokes gloeiend te houden moet nadat de vergassing
20 minuten heeft geduurd, lucht onder in den generator worden
geblazen. Met het oog hierop plaatst men in den regel twee gene
ratoren achter elkaar, welke het oliegas na elkaar doorloopt. In
den eersten generator moet dus de olie worden ingespoten. Nadat
de eerste generator te veel is afgekoeld, wordt de tweede vooraan
geplaatst, terwijl de eerste wordt warm geblazen, waarna de beide
generatoren weder voor de vergassing worden gebruikt. Het heet-
blazen duurt slechts 2 a 3 minuten. Het verkregen gas wordt
gewasschen ter verwijdering van asch en roet, en door een droge
gasreiniger gevoerd.
Wil men een gas hebben met meer dan ±98% waterstof, dan
kan men het product eerst voeren over zwavelzuur om het te
drogen en vervolgens over verhitte natronkalk om het koolmo-
noxyd te verwijderen.
Naast de bovenbeschreven methodes zijn er nieuwere en waar
schijnlijk economischer werkwijzen. Sommige hiervan berusten
op de katalytische omzetting van koolmonoxyd uit het watergas
met stoom tot koolzuur en waterstof en verwijdering van dit
laatste gas door comprimeeren of binden aan kalk. Als contact
massa worden hier de oxyden van nikkel, ijzer of andere metalen
of mengsels daarvan gebezigd (B.A.S.F.).
Volgens andere procédé's worden methaan en waterdamp bij
600° over een katalysator gevoerd, waarbij zich een mengsel van
koolmonoxyd en waterstof vormt. Dit mengsel kan dan door ver
hitten bij 500° met ongebluschte kalk tot calciumcarbonaat en
waterstof worden omgezet. Aangezien de bereiding van deze kata
lysatoren dikwijls geheim wordt gehouden en ook meestal groote
zorg vereischt, is het de vraag of deze procédé's bruikbaar zijn
voor de waterstofbereiding hier te lande ten behoeve van ballon
versperringen.
Naast de beschreven processen moet nog op een ander gewezen
worden, dat wel is waar van grondstoffen uitgaat, welke hier te
lande niet worden gevonden of geproduceerd, doch dat om zijn
grooten eenvoud en beknopte apparatuur wel het meest in aan
merking zal komen, nl. de bereiding van waterstof uit silicium
en natronloog.
1051