75°85° F. In Januari tot en met Maart neemt de regenval gelei delijk afhet kwik daalt tot 60° a 70°, soms zelfs tot 50° F. April tot en met Augustus zijn de droge maanden de temperatuur stijgt dan in de schaduw tot de eerst vermelde bedragen. Nog meer naar het n., in Tonkin, schommelt de temperatuur veel sterker. In den drogen winter daalt zij in het bergterrein veelvuldig beneden de 0° (32° F.). Tijdens de regens, in den zomer, stijgt het kwik ook hier vaak tot 95° F. Uiteraard is de hoogte van invloed op de temperaturen. Echter, waar het het warmst is, in het z., treft men ook de minste terrein verheffingen aan. De Cardamon-bergen langs de kust van Cam bodja stijgen niet boven de 1000 m. Het eenige bergoord is Dalat op een uitlooper van de centrale bergketen van Laos en Annam. Het ligt echter op ruimen afstand van het Europeesche centrum Saigon. De weg tusschen deze twee plaatsen is wel goed, doch Vlugge Vieren en hoe de snelle treinen, waarmede de S.S. ons op Java verwent, bestaan hier niet. In dit opzicht zijn wij dan ook wel zeer in het voordeel bij de bewoners van Indochina. Naar het n. neemt evenbedoelde bergketen in hoogte toe het terrein in Boven-Laos en Boven-Tonkin is zelfs zeer hoog en woest. Wat de bewoners betreft, de waardeering uit militair oogpunt neemt af naarmate men naar het z. en w. gaat. Over het algemeen kan worden gezegd, dat de gemiddelde Javaansche soldaat physiek een beteren indruk maakt. In den strijd tegen den „B.V." voldeden zij goed in Indochina zelf. In Syrië daartegen faalden zij vrijwel volkomen tijdens het bedwingen van den opstand der Drusen (1932). Omtrent hun houding tegenover een Euorpeeschen tegen stander valt weinig te zeggen. We zijn in den wereldoorlog veel Indochineezen naar Europa gezonden, doch zij zijn daar meer gebruikt op de etappelijnen dan in de vuurlinie x)Wel hebben zij in 1918 en 1919 deel uitgemaakt van de geallieerde strijdmacht tegen de Rooden in Siberië. Wat zij daar in de hitte van den zomer en de koude van den Siberischen winter presteerden over trof de verwachtingen. In 1937 bestond de bevolking volgens D.W. 1937 nr. 17 uit 23.000.000 zielen. Gnl. Abadie gaf in hetzelfde jaar echter op een totaal van 20.000.000, waarvan 4.000.000 Annamieten (Tonkin, Annam en Laos), 2.500.000 Cambodjaneezen, 1.000.000 Thais (verspreid), te zamen 500.000 Lolo's, Mans en Méo's (uit China binnengedrongen Chineesche stammen), 400.000 Chineezen (thans Cambodja 108.000, Cochinchina 171.000, Laos 3.000, Annam 11.000, Tonkin 35.000) en een gering aantal personen, behoorend tot de nog niet geheel onderworpen, ten deele zelfs verdwijnende 43.000 soldaten en 49.000 arbeiders. 1059

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 80