8,1) en 3 fuseliercompagnieën (1 mrt. 6 en 4 siën. a 3 gpn. a 1
fusilmitr. en 1 granaatwerper). De zware en mitrailleurcompag
nieën zouden dan, evenals de compagnieën vechtwagens, uit
Europeanen moeten bestaan. Deze reorganisatie zou bij behoud
van de bestaande fuseliercompagnieën hebben moeten leiden
tot uitbreiding van het aantal Europeesche speciale compagnieën,
van het aantal bataljons en het aantal regimenten. Het is dan
ook wel aan twijfel onderhevig, of zij tot stand is gekomen. Dit
te meer, omdat tegen deze eenheidsorganisatie in Frankrijk zelfs
bezwaren zijn gerezen. In Indochina gelden die bezwaren nog
sterker. Het bergland van Tonkin stelt nu eenmaal andere eischen
dan de onafzienbare vlakten van Cambodja ginds is het draag-
paard nog op zijn plaats, hier de auto. (Vergelijk het vermelde
streven naar opneming van de bergstammen zie ook het bat.
,,de tirailleurs montagnards du Sud Annam").
Artillerie. De batterijen artillerie zijn wèl van gemengde samen
stelling. De eskadrons automitraïlleuses bestaan of beter, be
stonden echter weder uitsluitend uit Europeanen.
Het ontbreken van bereden cavalerie voor de verkenning wordt
vergoed doordat de infanterie en de regimentsstaven beschikken
over motorrijders-verkenners.
Thans nog iets over de wijze van personeelsbezetting.
De officieren behooren tot het koloniale of tot het moederland-
sche leger. Eerstgenoemden zijn zij, die zich bij het verlaten van
de officiersopleiding (zij heeft plaats in het moederland, ook v.w.b.
de enkele inheemsche officieren) opgeven voor den dienst over
zee. Een bepaald gebied kunnen zij echter niet kiezen. De minister
van koloniën plaats hen, telkens voor 2 a 3 jaar dan hier, dan
daar in de overzeesche gebieden en, na een bepaald aantal jaren,
voor een korte periode in Frankrijk. Dit heeft zijn voor-, doch
ook wel degelijk zijn nadeelen.
Officieren van het moederlandsche leger kunnen het verzoek
doen om dienst in de bezittingen overzee (Marokko en Algiers
rekenen in dit opzicht tot Frankrijk)Leveren beide groepen niet
voldoende gegadigden op, dan gaat men over tot gedwongen aan
wijzing. In de practijk komt dit zelden voor. Velen, vooral de
jongeren, verkiezen den dienst buiten het moederland boven het
in vergelijking daarmede eentoonig bestaan in de métropole.
Bovendien is het aanzien van de coloniaux (tout comme chez
nous belangrijk gestegen na de groote prestaties van mannen
als Gallieni en Lyautey. Ten rechte Namen als Mittelhauser
(Syrië) en Noguès (Noord-Afrika) schijnen het te logenstraffen.
Of heeft zich hier het feit gewroken, dat het Fransche „koloniale"
officierskorps door zijn bevorderings- en ontslagregelingen in de
hoogere rangen in doorsnee veel ouder is dan bijv. het onze
Brigade-generaals van 50 jaar vormen den regel, divisie-generaals
van 60 jaar zijn werkelijk geen uitzonderingen
1067