1183
8 m/s zoodat het bij een minimum-snelheid van het lanceerende vaartuig
van 30 knoopen (ongeveer 16 m/s) een relatieven voorwaartschen gang van
omstreeks 8 m/s overhoudt, wat genoeg is om zijn eigen voortstuwings
mechanisme, een door samengeperste lucht gedreven motor, in werking
te stellen. Direct na het lanceeren zwenkt de motorboot af, om het projectiel
vrij baan te laten.
Van 1918 tot 1935 heeft de Engelsche marine aan de motorbooten weinig
aandacht geschonken. Van 1936 af is de aanbouw echter weder ter hand
genomen.
Omtrent de nieuwe Engelsche M.T.B.'s valt niet veel te berichten. Het
nummer van Le Génie Civil, waaraan de hiervoren verstrekte gegevens
werden ontleend, vertoont ter plaatse waar men die bijzonderheden moet
aantreffen, twee vette zwarte kruisen, verradende het ingrijpen van den
censor.
Ook in dat deel van het artikel, hetwelk handelt over de Fransche vedettes,
heeft dezelfde dienst danig huisgehouden, zoodat niet veel meer dan vage
gegevens zijn overgebleven. Herinnerd wordt nog aan de duikboot jagers
van 150 t, 'die volgens het programma 1930 en 1931 werden gebouwd'. (Twee
dieselmotoren van elk 1.200 pk, bewapening 1 kanon van 75 mm en 2 mitrail
leurs. De vaartuigen hebben een lengte van 20 m).
De Italiaansche M.A.S., welke tusschen 1919 en 1936 werden gebouwd,
varieeren van 12 tot 36 tde lengte is 16 a 24 m de breedte 3 tot 4,2 m
de diepgang van 1 m tot 1,2 m. De bewapening bestaat uit twee torpedo's,
twee mitrailleurs en op de latere typen en aantal dieptebommen. Er bestaat
ook nog een grootere vedette van 59 t, lang 32 m, breed 5,5 m, diepgang
0,90 mde bewapening omvat 4 torpedo's en 3 mitrailleurs. De voort
stuwingsmotoren tot een totaalvermogen van 3.000 pk verleenen het vaartuig
een maximum-snelheid van ongeveer 35 knöopen. De torpedo's hebben waar
schijnlijk een kaliber van 450 mm en worden opzij gelanceerd. Behalve
de mitrailleurs van ongeveer 8 mm voeren deze vedettes ook nog een lucht-
afweerkanon van 76 mm.
Na 1927 heeft men zich in Italië in het bijzonder op zeer snelle vedettes
toegelegd en booten gebouwd, die ongeveer 45 knoopen loopen, waartoe
de kracht wordt verschaft door twee motoren, welke bij 1.900 toeren 1.060 pk
ontwikkelen. De actieradius zou 1.000 km bedragen.
Omtrent de nieuwste Duitsche vedettes of „Schnellboote" is eveneens
tot nog toe zeer weinig gepubliceerd. Wèl heeft men gegevens over een
achttal booten, welke in 1936/37 door de werf Lürsen aan Joego-Slavië
zijn geleverd. Deze hebben een waterverplaatsing van 90 t, een lengte van
28 en een breedte van 4,3 m bij een diepgang van 1,5 m. Zij zouden één of
twee stukken snelvurend afweergeschut voeren en twee 500 mm torpedo's
in lanceerbuizen aan den voorsteven. Om dit te bereiken moest men ver
uitgaan boven de vroegere tonnage en schijnt men zelfs tot 90 t te zijn
gekomen. Zij zouden dezelfde snelheid ontwikkelen als die der andere marines
en door hun afmetingen een grootere zeewaardigheid bezitten. Het gebruik
van benzinemotoren is door Duitschland verlaten. De ruwoliemotoren zijn daar
te lande ten behoeve van de luchtvaart met Zeppelins zoodanig verbeterd,
dat zij ook voor de Schnellboote betrouwbaar en geschikt werden geacht.
Hier werden Daimler-Benz-motoren toegepast van 1.350 pk, (16 cylinders in
twee rijen van 8 onder een hoek van 50° opgesteld boring 150 mm, slag
230 mm eigengewicht van den motor omstreeks 2.000 kg)
Voor gebruik in de eigen Schnellboote heeft de Duitsche marine beslag
gelegd op een tweetaktmotor, die ongeveer 1,2 kg per ontwikkelde pk weegt,
en ontworpen werd door de M.A.N. Deze motor mag niet naar het buitenland
worden verkocht, terwijl ook de publicatie van nauwkeurige bijzonderheden
is verboden. De zeven cylinders van 190 mm boring en 300 mm slag ontwik
kelen bij 1.200 toeren 1.200 pk. Bij normaal gebruik volstaat men met 900
a 1.000 pk. De hulpwerktuigen van den motor worden door dezen zelf
aangedreven en verbruiken ongeveer 20 van het nuttig rendement