Zijn in fig. 14 B de zijpost, D het doel, D1; D2, D3 enz. de
plaatsen, waar het doel zich na ieder meettempo (20") zal be
vinden, dan kunnen de richtingen, waarin deze punten zijn ge
legen t.o.v. de lijn BD bij benadering worden berekend.
De afstand DDi geeft de snelheid van het doel weer per meet
tempo van 20". Er wordt uitgegaan van een snelheid van 200 m
per 20" 20 mijl). De afstand BD wordt aangenomen 5000 m
te zijn. De grootte van den hoek BDDi, 502°/Oo-
De hoekverplaatsing uit B gezien (d.i. de doorzeiling voor
zijpost B) laat zich nu op de volgende wijze berekenen.
Wanneer we uit D, een loodlijn neerlaten op de lijn BD, dan
geeft de lengte van de lijn DE de doorzeiling voor den zijpost
aan in meters. In driehoek DDjE is nu DjE DDi sin hoek
DiDE. Volgens de aangenomen gegevens is hoek DjDE
502°/oo- Voorts is DDi 200 m. Hieruit volgt DiE 200 sin
0,502 96 meter.
In °/oo uitgedrukt wordt dit 96 BD 96:5 19.2°/oo x) Daar
hoek BDiD2 502 -f- 19.2 is deze hoek dus ook bekend, waarna
de berekening voor driehoek BDiD2 kan worden gemaakt. De
afstand BD, is BD'DE BD DD, cos 502 (d.i. het afstands
verloop van het doel t.o.v. den zijpost). Op deze wijze kan voor
de punten Di, D2, D3 steeds de richting worden gevonden, waarin
het doel van den zijpost uit wordt gezien. De resultaten van
deze berekening zijn neergelegd in tabel 1.
a
1092
Figuur 14.
3 (if/post)
b Deze berekening is bij benadering juist. De werkelijke waarde van
den hoek DBDi laat zich berekenen met behulp van den tangensregel. De
fouten, die gemaakt worden, zijn echter zoo klein (onderdeelen van °/oo)
dat zij daar alle berekeningen op dezelfde wijze worden uitgevoerd
zijn te verwaarloozen.
De werkelijke formule is
tg (A B) a [faX cotg V2 C, waarin in fig. 14 a BD b
DD2C hoek BDD, A hoek BDiD en B hoek DBDi de gevraagde
doorzeiling. Na berekening wordt dit 19.14°/oo. De gemaakte fout bedraagt
dus 0.06°/oo, hetgeen te verwaarloozen is.