welke 2 van de 3 onbekenden, nml. snelheid en geschatten afstand, afhankelijk maakt van den derden onbekende, den koers. De snelheid van het doel kan worden bepaald uit den geschatten koers, den geschatten afstand en de gemeten doorzeiling (zie fig. 15). Op een bepaald oogenblik zijn van het doel bekend: a de geschatte afstand en h de gemeten doorzeiling in °/oo- Hieruit is de doorzeiling te vinden in m/sec. Van driehoek DFE zijn nu bekend zijde FE en hoeken FED (90°) en FDE. De lengte van de lijn FD, de snelheid van het doel, is hiermede volkomen bepaald. Bevindt het doel zich in D, maar wordt het door een foutief schatten van den afstand in het punt P aangepeild, dan wordt constructief de driehoek PQR gevormd, welke gelijkvormig (de hoeken zijn gelijk) is aan driehoek FDE. Wanneer het doel zich 20" later verplaatst heeft naar G, dan zal de lijn BG het verlengde van de lijn PQ in H snijden. Het valt nu gemakkelijk te bewijzen, dat QH PQ, daar DF FG. Daar de achtereenvolgende meetplaatsen D, F, G of P, Q, R, zooals reeds eerder in dit hoofdstuk is aangetoond, mogen worden vervangen door de achtereenvolgende trefplaatsen, geldt bij deze methode van snelheidsbepaling als Stelling 1. Indien de koers goed is geschat, zullen de aanslagen, éénmaal in de waarnemingslijn gebracht, steeds daar in blijven, ongeacht de afstandsfout, welke er voor den waarnemer gezien bestaat. Wordt in de koersbepaling een fout gemaakt, dan wordt dien tengevolge ook de snelheid fout bepaald. In fig. 16 zijn D, E, F, de achtereenvolgende meetplaatsen van het doel (meettempo 20"). EG staat loodrecht op BD en geeft dus de doorzeiling in meters weer. 1096 2. Het schatten van den koers en het bepalen van de doel- snelheid uit den geschatten koers, den geschatten afstand en de in den zijpost gemeten doorzeiling. Figuur 15.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 18