heid van den staat, de maatschappij, daarin zij is daarom ook in strijd met een Bismarcksche opvatting die „Duitschland groot, maar den Duitscher klein maakt", met een Hitleriaansche uit spraak, die het volk minachtend tot domme kudde bestempelt. Onwillekeurig komen wij dan nog eens terug op het reeds besproken volkskarakter, dat zich hier zoo gemakkelijk onder werpt aan de geestelijke gehoorzaamheid (Duitschland), èlders zich daartegen schrap zet (West-Europa). Oscar Spengler noemde deze volgzaamheid: „de apotheose van het kuddegevoel; het laatste middel, de eigen vrees voor verantwoordelijkheid te idealiseeren. Wie den moed mist, hamer te zijn, maakt er zich op gemakkelijke wijze af door zich met de rol van aambeeld tevreden te stellen". Dit is het andere uiterste dus, de geknechte geest, die geen vrijheid wenscht omdat het individu ze niet weet te gebruiken. Wij zeiden het reeds. Een volk kan geestelijk niet tot bloei en ontplooiing komen als het zich onderwerpt aan het gezag van enkelingen en zich domweg laat leiden. Dit moet voeren tot af stomping van de rest, de massa, het volk in zijn geheel. Dat beteekent dus geestelijke teruggang omdat men het gros uitsluit. Deze teruggang is het gevolg van een systeem, waarin een klein deel decreteert en de massa wordt ingedeeld in niet-denkende vakgroepen. Het is het begin van de mechanisatie van den geest en van de „technificatie" van den mensch (homo technicus). Het is hiertegen dat de democratie zich uit drang naar zelf behoud het heftigst verzet. Die drang spruit echter geenszins uitsluitend voort uit de fascistische bedreiging. Immers, ook zonder die bedreiging zag de democratie zich door de steeds verder om zich heen grijpende industrialisatie reeds gesteld voor het vraagstuk van de instandhouding van de individualiteit en de bestrijding van het gevoel, steeds meer onderdeel te worden van een industrieele machine. Het feit, dat de menschelijke geest zich reeds vóór de fascistische bedreiging tegen deze „technificatie" ver zette, was een gunstig teeken. Hetzelfde verzet vindt men nu terug in den strijd tegen de pogingen van de dictatuur, den mensch kunstmatig naar dit peil omlaag te dringen. Het gistingsproces, dat gelijk met de instelling van zulk een in den grond dwangsysteem ontstaat, is een rechtstreeksch gevolg van den democratischen aanleg in den mensch. De ge schiedenis is daar om te bewijzen dat het denkende, intelligente wezen steeds heeft geweigerd, ja, zich er stelselmatig tegen heeft verzet, dit systeem te aanvaarden. Deze reactie is ook een bewijs dat deze „orde" het ideaal den heilstaat niet brengen kan en ook nooit gebracht hééft, integendeel. En het teekenende is zeer zeker wel dat de reacties op deze tyrannie immer veel heftiger en feller waren dan zelfs ooit na de verwording der democratische gedachte het geval was. 1107

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 29