Dit is ook logisch. In don totalitairen staat hoeft een leiding
de inacht over anderen verworven door kracht of list, door geweld
of overrompeling. In den democratischen staat werd het recht
in handen gelegd van een vrijwillig erkend, ja, een uit het volk
in zijn geheel, voortgekomen staatsgezag.
Het verschil is dus duidelijk: daar een opgedrongen gezag,
hier een gezag, grondend op het vertrouwen van het volk, dat
gelegenheid krijgt zich uit te spreken door een eigen volksver
tegenwoordiging.
VOLDOET DE TOEKENNING VAN HET RECHT DER
VOLLEDIGE VRIJHEID OF IS BEPERKING HIERVAN
URGENT
Wij spraken eerder reeds van de verwording der democratische
gedachte en zullen dit nader uiteenzetten. De erkenning van de
gelijkgerechtigdheid van het individu dient op gezonde basis te
berusten. Juist daarom zouden wij óók in den democratischen
staat aan evengenoemde volksvertegenwoordiging beperkingen
willen opleggen.
Zonder in het minst ook maar de groote lijn in de democratische
gedachte aan te tasten, moeten wij erkennen dat de democratische
staatsinrichting, wetgeving, rechtsnormen, op fatsoens-begrippen
berusten. Dit nationale fatsoen komt onherroepelijk in botsing
met de groepen die, juist door dit fatsoen, in staat zijn, op onfat
soenlijke wijze misbruik te maken van de niet door haar doch
door de democratie verkregen priviléges en vrijheden.
Wij zijn dus zeker niet dictatoriaal wanneer wij van eenigerlei
actieve deelname aan volksvertegenwoordiging a.a. willen uit
sluiten de elementen, die blijkens de algemeene volksgedachte
den staat slechts kwaad doen. Het moet uitgesloten zijn dat
een extremistische beweging als bijv. in Nederland, die nog geen
3 van de geheele bevolking omvatte, zelfs ook maar in de gele
genheid wordt gesteld, de volksgedachte te vertroebelen, hetzij
in de volksvertegenwoordiging, hetzij in woord of geschrift. Dit
klinkt autocratisch, is het ook min of meer, doch de massa zal
hiermede instemmen. Men zal kunnen tegenwerpen, dat de voren-
geschetste leerstellingen der vrijheid hiermede in strijd zijn, dat
het zelfs een gevaarlijk experiment is, deze „inbreuk" op de vrij
heid toe te laten. Wij zijn het met deze bedenking niet eens. Wij
richtten onzen staat in op democratischen grondslag, erkenden
de rechten van den mensch. In deze „orde", berustend op fatsoens
begrippen van behoorlijke menschen, is geen plaats voor hen,
die niet fatsoenlijk zijn, te minder wanneer hun aantal slechts een
fractie van de geheele bevolking uitmaakt.
De vrees echter, de principieele vrijheidsgedachte door uitzon
deringsbepalingen aan te tasten, heeft de democratie ten val
gebracht, althans krachtig aan dezen val medegewerkt.
1108