stortvloeden afstroomend water, afdoende dekkingzij vormen
op vele plaatsen natuurlijke parallellen, naderings- en gemeen
schapsdekkingen. Behalve de wegen in de onmiddellijke nabijheid
van Tsingtou, zijn er slechts twee in elk jaargetijde begaanbare
wegen, nml. één over Litsoen naar Loeisjoetai, en één naar de
Baai van Sjatsikou bij droog weer zijn alle andere wegen even
eens bruikbaar voor voertuigenzoodra echter de regens door
komen worden ze onbegaanbaar. September en October zijn
doorgaans droge maanden.
DE DUITSCHE STRIJDKRACHTEN.
Nadat Kiautsjou in handen van de Duitschers was overgegaan,
overwogen zij, hoe dit gebied tegen aanvallen van buiten zou
moeten worden verdedigd. Aanvankelijk meende men te kunnen
volstaan met het plaatsen van kustbatterijenin 1900 bewees
echter de Boxer-opstand dat het gevaarlijk kon zijn niets aan
de verdediging van de landzijde te doen. Men besloot daarom tot
het inrichten van een landfront, sterk genoeg om weerstand te
bieden aan aanvallen van ongeregelde Chineesche troepen, en om
andere aanvallers zoo lang op te houden tot strategische of poli
tieke invloeden, voortkomend uit den algemeenen toestand buiten
Azië, den belegeraar tot het opbreken van zijn beleg zouden
dwingen.
Met de verdediging van het kustfront waren belast 6 batterijen,
welke alle min of meer ook het landfront konden steunen. Zij
waren meest opgesteld achter gewapend betondekkingen, soms
achter schilden. De maximum dracht van de kanonnen bedroeg
ongeveer 13 km, van de Bismarck-houwitserbatterij 10 km. Verder
waren voor de kust verschillende mijnversperringen gelegd.
Wat het landfront betreft valt het volgende te vermelden. Om
de frontlengte zoo kort mogelijk te houden had men de hoofd-
weerstandslijn dicht bij Tsingtou gekozen, nml. in het dal van
de Haipo-rivier. Hier waren vijf onderling verbonden infanterie-
werken aangelegd, die in front gedekt werden door ijzerdraad-
versperringen. De gevechtsopstellingen en de onderkomens waren
uitgevoerd in beton. In elk werk bevonden zich 4 tot 10 mitrail
leurs, enkele mijnenwerpers, kleine zoeklichten en een eigen
electrische centrale. Tusschen de hoofdweerstandslijn en de litis-,
Bismarck- en Moltke-bergen waren permanent opgesteld 5 batte
rijen van 3.7 cm en 7 batterijen van 9 tot 21 cm. In Augustus 1914
werd deze artillerie nog versterkt met 20 batterijen (oa. afkomstig
van in de Kiautsjoubaai liggende oorlogsschepen), zoodat in totaal
aanwezig waren 32 batterijen van 15 verschillende kalibers. Aan
mobiele geschutreserve werd beschikt over een batterij 15 hw.
en een batterij van 7 vd.
In vredestijd bestond de vaste bezetting, naast het noodige
personeel voor bediening der batterijen, uit ongeveer 1 bataljon
1116