mentsverband, kennelijk met de bedoeling, pronunciamento's op groote schaal te voorkomen. Met deze afschaffingen is gepaard gegaan, dat men thans geen hoogeren rang kent dan dien van kolonel. Dit komt echter aan de weerkracht van het land niet ten goede. Aan geoefende manschappen schijnt verder geen gebrek te zijn doch door tekort aan kader zou men slechts 40.000 man hebben kunnen mobiliseeren, terwijl alle diensten ontbreken. De politie en de gendarmerie zijn zeer sterk, ongeveer 25.000 manwellicht kan men ze voor militair gebruik aanwenden. De genoemde 10 bataljons liggen in vredestijd langs de gren zen met Burma (1) en Indo-China (3), op de landengte van Kra (1) en om Bangkok (5). De artillerie is geheel gemotoriseerdde luchtdoelartillerie is verhoudingsgewijs zeer sterk en uitgerust met modern materieel. Dit kan daarmede worden verklaard, dat het grondwaterpeil te Bangkok (een groot deel van het verkeer geschiedt hier te water) passieven luchtafweer buitengewoon bemoeilijkt en men daarom tijdig bedacht is geweest op behoorlijke actieve luchtverdediging. De officiersopleiding heeft plaats in Bangkok aan de Cadet tenschool waar men verder ook nog applicatie-cursussen heeft voor de verschillende wapens. Er bestaat een Hoogere Krijgs school, en een militaire artsen- en dierenartsenschool. Kan men de waarde van het leger niet hoog aanslaan, anders staat het met de luchtmacht. De Thailanders zijn zeer airminded en hebben groote belang stelling voor de luchtvaart in het algemeen en de militaire in het bijzonder. Een zoo volkomen agrarisch land als Thailand is natuurlijk gedwongen, alle oorlogstuig zoomede vliegtuigen te importeeren. Ook de benzine-voorziening baart moeilijkheden. Men heeft enkele jaren geleden den oorlog verklaard aan de groote oliemaatschap pijen, naar men zegt op instigatie van Japan. De bedoeling was, een staatsmonopolie te scheppen en alleen ruwe olie te impor teeren om deze dan zelf verder te bewerken. Men meende het goedkooper te kunnen dan de Shell en de Standard en toch de zelfde winsten te kunnen opsteken. De beide oliemaatschappijen trokken zich daarop terug en sedert dien hapert er iets met de distributie en de prijzen vlogen de hoogte in. Het ziet er naar uit, dat men voor oorlogstijd hoogst vermoedelijk niet over voldoende brandstoffen zal kunnen beschikken. Het algemeene oordeel over de .luchtmacht is gunstig, hoewel er ook wel lieden zijn, die een afwijkende meening hieromtrent hebben. Aan de opleiding van de vliegers wordt in elk geval veel zorg besteed, in het bijzonder aan het duikbommenwerpen. We geven hierbij een overzicht van de militaire luchtvaart zoo als deze in het begin 1938 was. 1149

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 73