Gedurende den Java-oorlog werd ter voorziening in de behoefte
aan Europeanen bij KB. van 26 October 1826 nr. 138 een expedi-
tionnaire macht, bestaand uitStaf 3 bataljons infanterie (17
compagnieën), voor 2 jaren herwaarts gezonden. In dit KB. staat
o.m. vermeld
Voorts blijkt uit bovenaangehaald K.B., dat er verschil in bezol
diging voor officieren en manschappen bestond tusschen beide
legers. Ten slotte wordt in eenige Algemeene Orders uit dien tijd
de bekendmaking door „den Kommandant der troepen" aan „de
armee in Indië" 4) reeds in 1829 2) vervangen door een kennis
geving aan „het Nederlandsch-Indisch Leger", terwijl de onder-
teekening dezer orders eerst in 1835 geschiedt in de kwaliteit van
„Kommandant van het Indisch Leger" 3).
Mogen bovenstaande aanhalingen duiden op een twijfelachtigen
status der „krijgsmagt in de Oost-Indiën" vóór 1830, na dat jaar
is geen twijfel mogelijk, omdat het zelfstandig bestaan als leger
wordt gekenmerkt door het wegvallen van de verhoudingen
met het Ministerie van Oorlog, de uitgifte van eigen reglementen
en de oplegging der stamboeken in Indië.
FORMATIES.
Aangezien de opvolgende formaties een goed beeld geven van
de ontwikkeling van het leger, zullen aan de hand daarvan de
voornaamste gegevens worden belicht 4)
1830.
11
„Gelet op de noodzakelijkheid om aan Ons leger in Oost-Indiën
„eene tijdelijke versterking toetebrengen, ten einde
„En willende voor zoodanige tijdelijke maatregel, gebruik maken
„van de erkende gezindheid der officieren en soldaten van Ons leger
„in het Moederland
„Artikel 1 Enz
„Artikel 2Aan de officieren, onderofficieren en manschap-
„pen, die verlangen mogten naar het verstrijken van opgemelde ter-
„mijn, bij het ■permanente Oost-Indische leger hunnen loopbaan voort-
„tezetten zal gunstige gelegenheid worden verschaft, om aldaar te
„verblijven,enz." (Cursiveeringen van den schrijver).
Het leger werd verdeeld in 8 mobiele korpsen, elk a 1 bataljon infanterie,
1 compagnie cavalerie en 4 stukken bergartillerie.
De dislocatie was
Infanterie 9 bataljons van linie [nrs. 1 en 8 te Batavia, nr. 2 te Semarang,
nr. 3 te Soerabaia, nr. 4 te Ngawi, nr. 5 te Salatiga, nr. 6 te Soerakarta
en Djocjakarta, nr. 7 te Bagelen en Banjoemas5) het 9de bataljon pro
b B.v. Generale Order 11 Jan. 1822 nr. 1.
b A.O. 1829 nr. 3.
3) B.v. A.O. 1835 nr. 7 en 8.
4) Voor gedetailleerde cijfers zie het reeds aangehaalde artikel in I.M.T.
1930 nr. 12.
b Uit deze korpsen zijn ontstaanInf. I, II, III, IV, V, VII, VIII en IX.
Deze bataljons bestaan dus thans 110 jaar en zijn de oudste van het
K.N.-I.L.