Na de formatie van 1915 kwamen die van 1922 en 1925. Aan de
vaststelling van de formatie 1922 lag de invoering van het divisie-
en regimentsverband ten grondslag, aan die van laatstgenoemde
legersamenstelling de bekende noodzaak tot bezuiniging. Het zou
te ver voeren, bedoelde formaties hier te vermelden slechts zij
aangeteekend, dat de formatie van 1922 telde 1449 officieren en
35.128 onderofficieren en minderen, die van 1925 1277 officieren
en 31.989 onderofficieren en minderen.
T.a.v. de wijziging, vastgelegd in deze formaties, moge worden
volstaan met het doen van enkele grepen.
De veldinfanterie werd in 1922 teruggebracht tot 20 bataljons
en 4 mitrailleurcompagnieën om in 1925 neder te worden uitge
breid tot 20 bataljons en 6 mitrailleurcompagnieën. De sterkte
van de garnizoensbataljons steeg in 1925 tot 12 bataljons en 1 com
pagnie. Bij de cavalerie liep het totale aantal officieren terug van
92 in 1922 tot 29 in 1925. In de formatie van 1922 maakte de bereden
artillerie plaats voor de mobiele artillerie en de vestingartillerie
van 1915 voor de kust- en stellingartillerie, waarvan het aantal
officieren van 22 in 1922 werd verminderd tot 5 in 1925.
Nieuw verschenen in 1922 bij de artillerie de Pyrotechnische
Werkplaats en de Projectielfabriek, bij de genie de Automobiel
compagnie, de Luchtvaartafdeeling met een formatie van 87 offi
cieren en 535 onderofficieren en minderen, en tenslotte de Militair
Diergeneeskundige Dienst.
Meer wellicht dan uit de beknopte weergave van de verschil
lende formaties zullen de „ups and downs" van ons leger tot den
lezer spreken uit de volgende cijfers, welke de totale legersterkte
(officieren, onderofficieren en minderen) in eenige der achter
ons liggende jaren weergeven
1808 19.316, 1811 17.774, 1814 10.475, 1819 12.871,
1830 13.545, 1840 19.994, 1854 27.815, 1871 28.096,
1880 31.981, 1882 29.817, 1915 35.884, 1922 36.577,
1925 33.266, 1929 38.318.
HET ROEMRIJKE LEGER.
Mogen de opvolgende legerformaties een indruk hebben gege
ven van den groei van de Indische krijgsmacht, als middel om de
waarde van het leger te bepalen schieten zij schromelijk te kort.
Deze waarde zal moeten worden beoordeeld naar de wijze, waarop
het Indische Leger gedurende honderdtien lange jaren zijn taak
heeft verricht, steeds weer opnieuw, jaar in jaar uit, gehoor gevend
aan den oproep tot strijd, zijn plicht vervullend onder soms onmen-
schelijk zware omstandigheden. In de woelige jaren van de 19de
eeuw kon nergens in den uitgestrekten Indischen Archipel verzet
worden gepleegd of de Indische soldaat stond gereed, voor de
handhaving van orde en rust het beste te geven wat hij bezatzijn
leven. In feite ging, tot de pacificatie van deze gewesten was vol-
14