de sprongen voor de batterij, behoorende bij een afstandssprong
van a meter in de waarnemingslijn, bedragen
a sin a
zijdelingsch a sin a meter o °/oo
in afstand a cos a meter.
Hierin is S de schootsafstand in km tot de geconstrueerde
trefplaats en a de hoek aldaar tusschen de richtingen naar de
batterij en den zijpost. Hiervoor neemt men bij benadering resp.
den afstand van het afstanddirectiepunt tot de laatste meetplaats
en den hoek op die meetplaats.
2e. Het doel in te sluiten door het schieten van een breedte
vork voor de batterij. Om de schoten in de waarnemingslijn te
houden, is aan dezen breedtesprong een lengtesprong voor de
batterij verbonden. Deze methode is bij de mobiele artillerie in
gebruik. De grootte van den lengtesprong wordt berekend uit de
n X S
formulewaarbij n het aantal 0o van den breedte-
tg a
sprong, S de afstand tot de geconstrueerde trefplaats in km, en a
wederom de hoek op de trefplaats tusschen directiepunt en zijpost
(zie fig. 18).
Beide methoden komen principieel op hetzelfde neer. Daar
echter aan den sprong in de waarnemingslij n (welke bij beide
methoden tot uiting komt) een snelheidsverandering is verbonden
en hieraan weer een verandering in afstandsverloop en doorzeiling
van de batterij, wordt voorshands aan de eerste methode de voor
keur gegeven omdat de snelheidsverandering daarbij vlugger kan
worden geconstrueerd, hetgeen het uit de waarnemingslijn loopen
van de aanslagen eerder voorkomt.
Ter toelichting van fig. 18 diene nog het volgende. D is de
plaats, waar het doel zich bevindt op het moment dat de aanslagen
A zichtbaar worden. DDi geeft de lijn aan, waarlangs het doel
zich beweegtde daarop gelegen punten 1, 2, 3 enz. zijn de achter
eenvolgende trefplaatsen, resp. 20", 40", enz. later. AA1 is de
lijn van de geconstrueerde trefplaatsen van de batterij. Aange
nomen is, dat de fout in de koersbepaling reeds was verbeterd
AA1 loopt derhalve evenwijding aan DDi. De punten 1, 2, enz.
op AA1 geven de geconstrueerde trefplaatsen aan, resp. 20", 40"
later. Voor de eenvoudigheid van voorstelling is aangenomen,
dat de vluchttijd precies 20" is.
Op het moment A d.i. het tijdstip waarop de aanslagen worden
waargenomen staan de stukken gericht op de trefplaats 1.
Het beslissen omtrent den afstandssprong en het bepalen van de
noodige correcties kosten tijd. De grootte van de correcties en
het opnieuw bepalen van de snelheid zijn bijv. klaar om A -|-
23
O