32 Indië van zeer beperkten duur moge zijn en dat zij weer spoedig gevestigd moge zijn in de voormalige Haagsche geschutgieterij, het voorname gebouw aan den Nieuwen Uitleg te 's Gravenhage. Gij, directeur en leeraren van de H. K. S. ziet U thans geplaatst voor een moeilijke doch dankbare taak, want in Uw handen is vol vertrouwen de opleiding gelegd van hen, die straks geroepen zullen kunnen worden hun plaatsen in te nemen bij de verdere ontwikkeling en aanvoering van het nieuwe leger, ten einde de veiligheid van deze gewesten te helpen verzekeren. Uw taak en nu wend ik mij in het bijzonder tot de offi cieren-leeraar is zwaar, omdat gij onder moeilijke omstandigheden zult moeten werken, zonder contact met het moederland en het grootste gedeelte van de buitenlandsche militair-wetenschappelijke instellingen, zonder de ervaringen van Uw voorgangers, die U kostbare aanwijzingen hadden kun nen geven dcch daartoe niet in staat zijn. Het zij hier met dankbaarheid gememoreerd dat zij de voorkeur gaven aan Duitsche krijgsgevangenschap boven vrij blijven op parool. Bovendien zult gij, door de omstandigheden gedwongen, moeten trachten in korteren tijd Uw leerlingen te bekwamen voor de eischen, welke aan hen na het beëindigen van de studie zullen worden gesteld, zij het dan ook, dat het in het voornemen ligt, zoodra de omstandigheden dit weder zullen toestaan en ons land is vrij geworden, hen, die thans de studiën volgen, in de gelegenheid te stellen, alsnog in Neder land hun kennis te verrijken en te vervolmaken. Uw aller bekwaamheid en goede wil, zullen echter alle moeilijkheden weten te overwinnen. Tenslotte is het mij een behoefte, in het bijzonder de niet tot het Leger behoorende hoogleeraren en docenten, hartelijk dank te zeggen voor Uwe bereidwilligheid tot het aanvaarden van Uw nieuwe taak en Uw chefs voor de wijze, waarop zij U daartoe in de gelegenheid stelden. Gij, leerlingen van de H. K. S., zijt evenwel voor een niet minder zware taak geplaatst. Van U wordt gevraagd de vereischte kennis en ervaring op te doen in een tijdsduur, welke korter is dan normaliter voor deze studiën is uitgetrokken en onder omstandigheden, welke minder gunstig zijn, dan waaronder Uw oudere collegae konden werken. Afgescheiden van de treurige omstandigheden, welke er toe geleid hebben, dat gij hier in Bandoeng de krijgskundige, c.q. intendance-studiën moet volgen, is het ook te betreuren, dat gij bij Uw studiën den invloed van het oude studie centrum Den Haag zult moeten ontberen, waardoor gij niet in de gelegen heid zult zijn de zoo onmisbare banden met de Koninklijke Marine en de collega's van de Koninklijke Landmacht te leggen, welke feitelijk uit een oogpunt van de hechtheid van verdediging van het koninkrijk slechts noode kunnen worden ontbeerd. Al moge het karakter van deze opleiding slechts van tijdelijken aard zijn, niet minder dient al Uw kracht er op te zijn ingesteld, de kennis te verwerven, welke straks van U zal worden geëischt, waarbij bovendien niet uit het oog mag worden verloren dat gij allen, zoodra ook hier in Indië het oorlogsgeweld mocht dreigen en tot werkelijk heid worden, gereed dient te blijven, Uw plaats in de gelederen onverwijld in te nemen. Dikwijls wordt het verwijt geuit, dat het leger bij het uitbreken van een nieuwen krijg slechts gereed is voor de toepassing van de methodes, welke in den laatsten oorlog zijn aangewend, waarmede men wil zeggen, dat een gebrek aan fantasie, aan inzicht en aan durf omtrent het verloop van een komenden krijg de militair-wetenschappelijke ontwikkeling in de vredes jaren in den weg heeft gestaan. Ik ben er van overtuigd, dat dit verwijt in zijn algemeenheid ongegrond is. Iedere groote militaire agressieve staat zint op middelen cm zijn oog merken te kunnen bereiken en zal daartoe nieuwe methoden en strijdmid delen bedenken, ontwikkelen en bovenal geheim houden. Een ver dedigende staat zal zich z.v.m. moeten zien aan te passen. Daarom zou ik U willen aanraden niet meer tijd aan de oudere krijgs geschiedenis te wijden dan voor Uw algemeene krijgswetenschappelijke ont-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 36