de Fransehe troepen in 1801, Egypte geheel te ontruimen1). En, eenmaal de oogen geopend, heeft Joh Buil ze niet weer gesloten. De aangeduide gebeurtenissen boden tevens Mehemet Ali, een in 1799 als Turksch officier in Egypte gekomen Albanees, de gelegenheid, zich aldaar een positie te verwerven, die de Sultan wel moest erkennen. In 1806 werd hij gouverneur, als hoedanig hij meer dan eens zijn meester dreigde in de schaduw te stellen. In 1833 bond hij openlijk den strijd met hem aan, drong met zijn Egyptische legers door tot in Klein-Azië en versloeg de Turken bij Konia. Het geschil werd bijgelegd Mehemet Ali werd gouverneur van Syrië en Adana doch herhaalde zich in 1839. Dank zij het ingrijpen van Europeesche mogendheden kwam het toen niet meer zoo ver, doch niettemin moest de Sultan in 1841 toestaan, dat de nakomelingen van Mehemet Ali erfelijke onderkoningen zouden zijn en het recht zouden hebben, een leger van 18.000 man op de been te houden. Acht jaar later sloot de „maker van het moderne Egypte" voor goed de oogen. De eersten van zijn afstammelingen, die als Khedive's tot eind 1914 hebben geregeerd, bleken al spoedig niet uit hetzelfde hout te zijn gesneden als hun stamvader. Said Pasja (18491863 en Ismail Pasja (18631879) leenden in Engeland en vooral Frankrijk groote bedragen, waarvoor zij door de onpro ductieve wijze van besteding de renten niet konden opbrengen. Ook trachtte Turkije dit was te verwachten zijn verloren invloed te herwinnen. Nog moeilijker werd Egypte's positie door de opening van het Suezkanaal in 1869. Ruw gesproken kan men zeggen, dat Frankrijk op de bres stond voor zijn financieele, Turkije voor zijn politieke en Engeland voor zijn strategische belangen. Turkije boekte het eerst succes in 1873 werd het verdrag met Egypte herzien. Engeland volgde in 1875 toen het, gebruik makend van Ismail Pasja's financieelen nood, voor 4 mm. diens aandeelen in de Suez Kanaal Maatschappij overnam en daarmede de meerderheid van die aandeelen verwierf. De rivaliteit tusschen Engeland en Frankrijk behoedde het land voor interventie, doch toen het financieel steeds verder bergaf ging en de regeering maatregelen nam, die moeilijkheden veroorzaakten met de genoemde rijken en Duitschland, wendden deze zich tot den Sultan, die de zaak meende te redden door Ismail Pasja in 1879 af te zetten en te vervangen door Tewfik Pasja (18791892). Aanvankelijk scheen alles nu goed te zullen gaan, doch al spoedig deed zich een nieuwe moeilijkheid voor. Mehemet Ali's 43 b Bij die gelegenheid landden 5.000 man uit Britsch-Indië en de Kaap te Koseir aan de kust van de Roode Zee. Zij marcheerden vandaar naar den Nijl (Kena, n. van Luxor) en langs deze rivier naar Cairo. Tijdens den Krimoorlog werd een regiment cavalerie van Britsch-Indië over zee vervoerd naar Suez, vanwaar het naar Alexandrië marcheerde.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 47