82 van een bombardement op groote hoogte op onze, in vergelijking met Groot Londen, zeer kleine objecten gering zijn. Hieruit kan blijken, dat ballonversperringen bij duisternis en overdag bij slecht zicht een waardevolle aanvulling vormen van de actie van jacht vliegtuigen en luchtdoelartillerie. Bovendien blijkt uit het feit dat de sperballons nog steeds in Engeland worden gebruikt en meermalen in de berichten worden genoemd, dat zij in de practijk goede diensten bewijzen (Oorlog, lste termijn). 8. STADS- EN LANDWACHTEN. Terecht merkte de heer J. A. van Helsdingen op, dat met de voorbereiding van de invoering van een Inheemsche militie en de oefening der manschap pen tijd gemoeid is en dat, in afwachting daarvan, de vorming van stads wachten niet kan worden stop gezet. Met de oprichting van stadswachten is onmiddellijk een aanvang gemaakt, omdat zulks mogelijk was en omdat het verband tusschen stads- en landwachten eenerzijds en een Inheemsche militie anderzijds niet zoodanig is, dat er geen plaats voor beide soorten van organisaties zou zijn. Het aanbod van Indonesiërs voor deelname aan de stadswachten is over het algemeen bevredigend, waaruit zou kunnen blijken, dat ook van die zijde wordt ingezien, dat het niet juist is om zich, in afwachting van de invoering van een Inheemsche militie, van deelname aan de stadswachten te onthouden. (Alg. gedeelte, lste termijn). Het instituut van stads- en landwachten geniet veel belangstelling zoowel in als buiten dit geacht college. De Regeering ziet hierin een duidelijke aanwijzing dat deze nieuwe instelling onder de huidige omstandigheden goede levensvatbaarheid heeft. Zij sluit zich gaarne aan bij het door den Heer De Villeneuve uitgesproken woord van waardeering voor degenen uit de burgerij, die het initiatief hebben genomen tot de stichting van dit instituut. Zij onderschrijft eveneens de meening van den geachten spreker, dat hier, zonder de politiek in dit militaire apparaat te betrekken, een gunstige gele genheid wordt geboden voor samenwerking tusschen alle bevolkingsgroepen, welke ook in wijder verband nuttig kan werken. De Regeering hoopt, dat van die gelegenheid in ruime mate gebruik zal worden gemaakt, waarbij de wil tot medewerking aan de landsverdediging het eenige uitgangspunt en doel zal zijn. Herhaald zij, dat de stads- en landwachten onderdeelen van het leger zullen zijn en dat haar in oorlogstijd een specifieke legertaak is toebedeeld, dus geen politietaak aan dit beginsel zal worden vastgehouden. Bij vergelijking met andere legeronderdeelen zijn eenige markante ver schillen te onderkennen. Ten eerste, is de taakvervulling in plaats en tijd eng begrensd de stadswacht is niet doorloopend en niet in elk willekeurig gebiedsdeel van onzen archipel beschikbaar. Dit is een van de redenen waarom de landsuitgaven voor dit instituut, waarover de heeren De Ville neuve en J. A. van Helsdingen eenige opmerkingen maakten, niet in die mate mogen stijgen, dat zij de kosten zouden benaderen van een leger onderdeel, dat wèl doorloopend en overal voor de landsverdediging kan worden gebruikt. Ten tweede is de gelegenheid tot oefening beperkt, zoowel voor hen, die als soldaat in de stadswacht zullen dienstdoen, als voor het kader een hooge graad van militaire routine kan dus onmogelijk worden geëischt. Zulks is te aanvaarden, wanneer de te verlangen diensten niet te moeilijk worden gemaakt, terwijl voorts en dit is zeer belangrijk, de mentaliteit van de stadswachtsleden, die immers door hun belangelooze toetreding getuigen van geestdrift en offervaardigheid voor de goede zaak der landsverdediging, een compensatie van beteekenis vormt voor de beperkte gelegenheid tot oefening. Aangezien het voorts onmogelijk is, instructeurs voor een onbeperkt aantal stads- en landwachten beschikbaar te stellen, ligt het voor de hand dat de Regeering de oprichting beperkt tot de plaatsen, waar de bereidheid tot het brengen van persoonlijke en financieele offers duidelijk aan den dag is getieden hierbij wordt de voorrang gegeven aan die plaatsen, waar een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 86