85
waardoor meer eenheid van opvatting bij de uitvoering van camouflage
maatregelen en wellicht een betere keuze van de middelen kan worden
verwacht.
Aangezien de camouflage van alle torens, hooge gebouwen, e.d. zeer
vérstrekkende financieele consequenties medebrengt, is de beoordeeling van
de zgn. „aanvliegpunten", waarvoor camouflage bepaaldelijk noodzakelijk
wordt geacht, ter beoordeeling gesteld van de in eerdergenoemde militaire
verordening vermelde gezaghebbenden. (Oorlog, lste termijn.)
11. DE MILITAIRE AUTOMOBIELDIENST ZELFSTANDIG?
Het gebeurlijk zelfstandig maken van den militairen automobieldienst maakt
thans een punt van onderzoek uit. (8ste aanv. begr. 1940, Oorlog, M.v.A.).
Dat het vraagstuk der zelfstandigmaking van den militairen automobiel-
dienst in beschouwing is genomen, is een gevolg van de beteekenis en den
omvang van de taak van dezen dienst in de moderne oorlogvoering nauwe
samenwerking met vrijwel alle andere legerorganen is noodig. Overwogen
wordt, of deze nauwe samenwerking kan worden bevorderd door het zelf
standig maken van dien dienst, welke thans onder leiding staat van den
Inspecteur der Genie. (Als voren, mondeling, lste termijn).
12. DE „VERSLUIERING".
Aan het verzoek om een, zij het globale, objectsgewijze specificatie van
het op post 8.3 aangevraagde crediet ad 30.000.000.te mogen ontvangen,
kan de Regeering geen gevolg geven wegens de noodzakelijkheid van geheim
houding der betrekkelijke gegevens.
In het onderhavige geval stuit zoodanige specificatie ook op practische
bezwaren, aangezien het bedrag ad 30.000.000.niet uitsluitend is ontstaan
door optelling van geraamde bedragen voor enkele bepaaldelijk omschreven
objecten, doch mede door de verwachte geldelijke gevolgen van onderlinge
verschuivingen in de aflevering van aanvankelijk voor de jaren 1940 en
1941 geprojecteerde voorzieningen en van aanschaffingen ter vervanging
van eenig in de begrooting begrepen doch niet te verkrijgen materieel.
Terzake moge worden verwezen naar de leden 10 en 11 van de Memorie
van Toelichting behoorende bij de hoofdbegrooting voor 1941 (Ond. 1. Afd.
VIII, stuk 3A). (8ste aanv. begr. 1940, Oorlog, M.v.A.)
De heer Thamrin is niet erg ingenomen met de in de Memorie van Ant
woord gegeven uiteenzettingen, aangezien deze zi. geen hout snijden. Zoo
kan hij niet inzien, dat een mededeeling van bepaalde bedragen voor den
aankoop van vliegtuigen, tanks en kanonnen, het defensiegeheim zou kunnen
schaden dit zou slechts het geval zijn bij het opgeven van de juiste aan
tallen van het benoodigde materieel.
Mijnheer de Voorzitter Het moet toch duidelijk zijn, dat een en ander
vrijwel op het zelfde neerkomt. Immers, indien de bedragen bekend zijn,
is het voor insiders al zeer gemakkelijk, daaruit met vrij groote nauwkeurig
heid de aan te schaffen aantallen af te leiden, aangezien de eenheidsprijzen
met voldoende nauwkeurigheid bekend zijn, vooral nu het marktgebied
beperkt is.
Wanneer men erkent, dat het in 's lands belang noodzakelijk is, de
defensiemaatregelen te versluieren en de Volksraad heeft zulks reeds gedu
rende eenige jaren erkend en aanvaard dan moet die versluiering ook
afdoend worden betracht, wil zij van eenige waarde zijn. De Regeering
kan daarom geen vrijheid vinden, de door den heer Thamrin gevraagde
specificatie te geven. (Als voren, mondeling, lste termijn.)
De opmerkingen van den heer Tmarin, hebben in de eerste plaats betrek
king op de specificatie in de begrooting van bepaalde objecten. Daaromtrent
Verschillen de Regeering en de heer Thamrin van opinie. De heer Thamrin
meent, dat het nog niet zoo eenvoudig zal zijn uit de totaalbedragen van
een bepaald object de aantallen daarvan af te leiden, aangezien niet bekend
is, welk merk van vliegtuigen of kanonnen men aanschaft. De geachte spreker