3. HET 110-JARIG BESTAAN VAN HET KONINKLIJK
NEDERLANDSCH-INDISCH LEGER
door
F. O. B. MUSCH,
Kapitein der Infanterie.
In deze donkere tijden, nu het Moederland zucht onder het juk
van een bruten overweldiger, de Koninklijke Landmacht na
verbitterden en heldhaftigen strijd de wapens heeft moeten strek
ken en Hare Majesteit onze geëerbiedigde Koningin met Haar
Gezin door God's hand geleid, ontkomen aan laffen moord
op vreemden doch gastvrijen bodem vertoeft, herdenkt het
Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger zijn honderttienden ge
boortedag. Voorwaar geen tijden, die opwekken tot luidruchtig
feestbetoon De herdenking van dezen dag is dan ook terecht
beperkt gebleven tot eenige sobere plechtigheden bij die onder-
deelen, welke behoorden tot de eerste formatie van het zelfstandige
Indische Leger.
Deze eerste formatie werd vastgesteld bij Besluit van den G.G.
Graaf van den Bosch van 4 December 1830 nr. 1 (goedgekeurd bij
K.B. van 16 Maart 1832 nr. 93 en 94) en was gebaseerd op een
reorganisatie van de strijdkrachten h.t.l. na afloop van den Java-
oorlog. Men neemt aan, dat op dien datum de scheiding tusschen
het Nederlandsche en het Nederlandsch-Indische leger practisch
een voldongen feit werd. Practisch, omdat toen laatstgenoemd
leger kwam te ressorteeren onder het Ministerie van Koloniën
in plaats van onder het Ministerie van Oorlog, en omdat bedoelde
formatie de eerste was, die niet in het „Recueil Militair" werd
opgenomen 1). Officieel werd de scheiding nimmer vastgelegd.
Vóór 1830 is de Indische strijdmacht te beschouwen als een gede
tacheerd onderdeel van het Nederlandsche leger, ofschoon aan
gevuld met h.t.l. aangeworven personeel. Er zijn aanwijzingen,
dat de ontwikkeling van het corps d'armée tot een zelfstandig leger
zich voltrok in de periode tusschen 1820 en 1830. Zoo lezen wij in
het K.B. van 28 Februari 1822 nr. 21, waarbij „een algemeen depót
der landmagt no. 33" werd opgericht, in artikel 7 „Het kader
van het algemeen depót, zal dezelfde uniform dragen als de Oost-
Indische landmagt".
10
b Zie het artikel van kap. P. A. Cox in I.M.T. 1930 nr. 12.