9. AANWIJZINGEN VOOR HET GEBRUIK VAN
GEPANTSERDE OF OVERVALAUTO'S
door
F. MOLLINGER,
Kapitein der Infanterie.
Nergens hebben wij gegevens kunnen aantreffen omtrent het
gebruik van gepantserde of overvalauto's door infanterie voor het
verrichten van patrouillediensten of het uitvoeren van acties op
groote schaal. Aangezien het wel als vaststaand mag worden
aangenomen, dat voor dit onderwerp alom in het leger en zeer
zeker bij de stadswachten groote belangstelling bestaat, hebben
wij getracht, omtrent dat gebruik eenige globale en algemeene
richtlijnen samen te stellen. Zij volgen hieronder.
EIGENSCHAPPEN.
De eigenschappen van de auto's beïnvloeden de opdrachten,
welke men daaraan kan geveneigenschappen en opdrachten te
zamen bepalen het gebruik.
Besturing. De gepantserde auto's bezitten, anders dan de
pantserauto's, geen dubbele besturing, zoodat hun bestuurbaar
heid veel geringer is.
Bescherming. De pantsering is bestand tegen infanterie-projec-
tielen van klein kaliber, mits de beschieting niet van langen duur
is, dus niet tegen munitie van 12,7 mm.
Daar de bak van den wagen aan de bovenzijde open is, hebben
hooger dus bijv. in verdiepingen van huizen, op daken, in
boomen of op terreinverheffingen dicht langs den weg opge
stelde infanterie-wapens een groote trefkans op de vrij dicht
opeen zittende bemanning. Deze trefkans vermindert echter sterk,
wanneer de auto snel rijdt en de bemanning bukt. Evenzeer,
wanneer de auto stopt en de manschappen, gezeten aan de naar
het vuur gekeerde zijde, terugschieten (allen behooren te zijn
voorzien van een stalen helm).
Een in den wagen geworpen handgranaat zal de geheele beman
ning buiten gevecht stellen. Dit inwerpen stelt echter vrij hooge
eischen aan den werper, vooral wanneer de auto rijdt, terwijl
er veel geluk voor noodig is, wanneer zij snel rijdt.
Ruimte. De gepantserde auto's bieden ruimte voor in maximum
1 brigade-infanterie, en lichte mitrailleur (km. a.a.) in den
49