106
manschappen, vrouwen en kinderen door de steenworpen des vijands ge
kwetst werden.
Overtuigd zijnde dat hij, zooals de toestand nu was en verstoken van alle
voedsel, de verdediging tegen den zoo overmachtigen en fanatiek strijden
den vijand niet lang vol zou kunnen houden, schreef Banzer op een stuk
oud patronen-papier met een stokje in teer gedoopt een briefje, waarin
met korte woorden aan den naastbijzijnden post hulp gevraagd werd en
dat door den Madoereeschen fuselier Soerotto, die zich daartoe vrijwillig
had aangeboden, zou worden overgebracht.
Het zij hier terstond gezegd, dat deze dappere zijn doel nooit bereikte
en het slachtoffer werd van zijn trouw en opoffering, want den 2en Maart
daaraanvolgende werd zijn vreeselijk verminkt lijk op een kwart uur af-
stands der versterking gevonden, en daar ter plaatse met alle mogelijke
militaire honneurs ter aarde besteld. De plek waar hij rust is vergeten,
doch zijn naam leeft voort in de geschiedenis, naast zoovelen, die vielen
als het offer van hun plicht en de moeielijke taak, die zij in de uitge
strekte koloniën te vervullen hadden, tot handhaving van Neerland's wel
vaart aanbrengende oppermacht.
Gedurende den dag van 25 Februari deed de vijand aanhoudend door
tastende aanvallen, waarbij Banzer zich als 't ware verdubbelde, om overal
te zijn en de zijnen voor te gaan in den strijd, of aan te moedigen bij
weifeling, uitgeput als zij waren door honger en dorst, en het zenuwver-
zwakkend waken in een wanhopigen toestand.
Eenmaal gelukte 't den vijand zelfs, op de borstwering te komen en een
oogenblik stand te houden, doch Banzer, die een geweer genomen had,
en de sergeant-majoor-geweermaker Schelling snelden toe, en na een
uiterst bloedig gevecht werden de binnengedrongen vijanden afgemaakt,
zoodat de anderen van een verder doordringen afzagen.
Doch ook de bezetting leed gevoelige verliezen aan dooden en gekwetsten
en onder deze laatsten werden bijzonder zwaar gewond de Europeesche
fuselier F. Marien, de Inlandsc'he fuselier Sosemito en de sergeant-majoor
geweermaker J. G. Schelling, welke laatste, door vier klewanghouwen en
lanssteken getroffen, verschrikkelijk verminkt was.
Wel brengt een weldadige regen, die in stroomen neervalt, eenige lafenis
en verfrissching aan en is het lijden der gewonden daardoor minder smar
telijk, maar de kleine binnenruimte, reeds omwoeld om de dooden te be
graven, verandert daardoor in een modderpoel en bovendien, alle voedsel
ontbreekter is geen bete broods, geen korrel rijst, ja zelfs zijn er geen
rauwe aardvruchten meer om den duldeloos knagenden honger te stillen,
zoodat velen in wanhoop 't gras der borstwering verslinden, of op een stuk
schoenleder kauwden.
Zoo brengt de benarde bezetting onder aanhoudende aanvallen en be
schieting des vijands, die hoe langer hoe talrijker en overmoediger wordt,
den 25en, 26en en 27en Februari door, meer en meer ingesloten, uitgeput
van vermoeienis en ontbering, bijna niet in staat zich van de wapens te
bedienen, zooveel mogelijk op de wallen rustend, toch altijd gereed, want
Banzer weet hun den zoo noodigen moed in te spreken en de hoop op ontzet
levendig te houden, niet vermoedend, wat het lot van den dapperen Soerotto
geweest is.
Banzer maakt hun ook zijn voornemen kenbaar, dat hij, als de vijand
binnen de versterking mocht dringen en de verdediging verder onmogelijk
was, eerder het fort met vriend' en vijand in de lucht zou laten vliegen,
dan zich over te geven en daarom wordt de zwaar gewonde, vastberaden
Schelling in de nabijheid van den buskruitvoorraad geplaatst, om op het
eerste teeken den brand in 't kruit te steken.
De bezetting vraagt eindelijk om zich, door Banzer geleid, met vrouwen
en kinderen in hun midden, door den vijand heen te slaan, willende zij
liever den dood vinden in een open strijd, dan door honger en gebrek om
te komen. Banzer wijst er op dat het onmogelijk is de drie zoo zwaar gewon-