zelfs kameelen hier en daar tot hun „knieën" wegzinken en
karrentransport volkomen uitsluit. Oost van El Arish bij Bir
el Mazar en tusschen El Ferdan komen „duinen" voor. Water
treft men overal reeds aan op een diepte van 2 a 3 m en voorts
in de bronnen in alle oasen, vooral te El Arish, El Abd, Katia en
El Duweidar. Nergens is de hoeveelheid echter voldoende om
gedurende eenigen tijd te voorzien in de behoefte van een troep
van eenigszins behoorlijke sterkte.
De steenwoestijn van Hamada is veel onherbergzamer. Dit
gebied is kaal, woest en arm aan water, dat men slechts in den
winter in de ravijnen aantreft. Het regent er gemiddeld eens in
de 15 jaar dan verzamelt het water zich in groote hoeveelheden
in de Wadi el Arish, de Wadi um Muksjeib, het meer Er Rigm
en Moia Harab. Het terrein loopt van een hoogte van 300 m
terrasgewijze op tot 500 (Nakhl) a 600 m (nabij Akaba). De
bodem is, behoudens in de zandwoestijn tusschen Bir Hamm en
Bir Dj if dj af fa, rotsachtig en daardoor goed begaanbaar, ook voor
karren en zwaar geschut, hoewel dadelijk moet worden opgemerkt,
dat een tocht langs een steenachtig pad nog weer iets anders is
dan een marsch over een behoorlijken weg. In dit gebied ver
heffen zich verschillende gebergten met hun toppen, bijv. de
Djebel Hellal en de Djebel Maghara aan den noordrand, de
Djebel Yelleg (1000 m) en de Djebel um Muksjeib meer naar
het zuiden.
Gaat men nog verder, zuid van de lijn AkabaSuez, dan komt
men in het zeer woeste en waterarme eigenlijke bergland van
Sinaï.
Door het beschreven gebied loopen slechts enkele wegen in
het noorden de oude karavaanweg, in het midden de Patriarchen-
weg en in het zuiden, juist langs de evengenoemde lijn, de Pel
grimsweg.
De oude karavaanweg is die, welken ook Napoleon volgde.
Hij loopt van Gaza over Rafa, El Arish, Bir el Mazar, Bir el Abd,
Katia en Bir el Duweidar naar Kantara, grootendeels door de
zandwoestijn van Et Tih, en vormt de rechtstreeksche verbinding
van Egypte met Palestina. Hij levert uit een oogpunt van water
voorziening de minste moeilijkheden op, doch wordt over groote
afstanden van zee uit beheerscht.
De Patriarchenweg gaat eveneens van Gaza uit, doch buigt
nog in Palestina reeds het binnenland in en loopt over Bir Mag-
dhala en Bir Hamm naar Ismaïla. Hier dreigt geen gevaar uit zee,
doch de watervoorziening is veel moeilijker, terwijl de weg ten
slotte wel grootendeels door de steenwoestijn van Hamada loopt,
doch juist door de zandwoestijn tusschen Bir Hamm en Bir
Djifdjaffa.
De Pelgrimsweg begint aan den oever van de Golf van Akaba,
wordt hier dus van zee uit beheerscht, stijgt van zeepeil zeer
165