107 den mede te voeren en dat 'hij die ook niet aan hun lot wil en mag over laten, en weer berust de trouwe manschap in den toestand, wachtend op het door Soerotto gevraagde ontzet. Doch den 26en Februari des avonds blijken een Inlandsch sergeant en vier Inlandsche fuseliers op eigen gelegenheid het fort te hebben verlaten, om zich door den vijand heen te slaan, welk voorbeeld door een Inlandsch sergeant en acht Inlandsche fuseliers in den vroegen morgen van den 27en Februari gevolgd werd. Geen hulp ziende opdagen en de bezetting zoo verminderd en uitgeput wetende, begint ook Banzer te wanhopen, doch hoe gaarne hij de uiterste poging wil wagen om te trachten, zich door den vijand heen te slaan, wil hij daartoe niet overgaan, omdat hij de zwaar gewonde makkers niet aan hun lot wil overlaten en het is onmogelijk, hen mede te voeren, want de nog valide mannen zijn te uitgeput door bloedverlies en gebrek aan voedsel om hen te dragen, terwijl in dat geval alle handen, die de wapens kunnen dragen, van dat kleine hoopje noodig zijn, om zich door de vijandelijke drommen een uitweg te banen, en aan die wanhopige poging eenige kans van slagen te geven. Doch ook de dappere Schelling heeft den toestand ingezien en met zijn mede-gewonden besproken, omdat hij begrijpt wat zijn ridderlijke en edel moedige commandant tegenhoudt, om dat laatste redmiddel aan te grijpen. Toen 'had er een wedstrijd van ridderlijkheid, edelmoedigheid en kameraadschap plaats, wier weerga in de geschiedenis niet dikwijls voor komt aan de eene zijde de validen, wier hoog gevoel van eer en kameraad schap gebood, de zwaar gewonde makkers niet te verlaten en met hen te sneven, aan de andere zijde de zwaar gewonden, die daar onmachtig neer lagen, met grootschen moed en zelfopoffering bij de anderen aandrongen tot den uitval en, hen niet tot last willende zijn, verklaren vrijwillig achter te zullen blijven, om zich dan met den roofzieken vijand in de lucht te laten vliegen. Banzer begrijpt ten slotte, dat hij ter wille van de mogelijke redding der anderen, dat offer moet aanvaarden en hoezeer 't hem ook ter harte gaat, besluit hij eindelijk na lang weifelen in den nacht van 27 op 28 Februari de versterking te verlaten en door den vijand heen te sluipen, of zijn leven zoo duur mogelijk te verkoopen. Na dit bepaalde besluit herleeft de hoop der tot strijden geschikten en kalm bereiden zich de drie braven, die zich willen opofferen, tot den heldendood voor. Banzer laat alle voorradige gevulde kruitkisten in het midden van het kleine buskruit-magazijn op een hoop zetten en daarnaast worden de drie zwaar gewonden op den houten vloer neergelegd, terwijl de sergeant-majoor Schelling van eene lont en vuurtuig wordt voorzien, omdat hij als de meest bekwame der drie, het laatste offer zal volbrengen. De stukken geschut worden vernageld, de affuiten zoo goed mogelijk vernield en de Neder- landsche driekleur, die zoo lang vroolijk en aanmoedigend boven hunne hoofden heeft gewapperd, met den stok stevig aan het buskruit-magazijn bevestigd, zoodat zij tot het uiterste oogenblik zal blijven waaien en tege lijk met de laatste verdedigers ongerept in kruitdamp zal ondergaan. Bij 't vallen der duisternis is alles gereed en is elk man voorzien van een goed wapen en munitie voor dertig schoten. Na een hartelijk en aandoenlijk afscheid van de achterblijvende kameraden, wordt de deur van het kruithuis stevig gesloten, om te beletten dat de vijand onverhoeds binnendringt en daardoor wellicht den laatsten aanslag belet. Ten doode gewijd, blijven de drie dapperen alleen achter in het donkere lokaal dat hun graf zal zijn, maar ook tevens dat van talrijke vijanden slechts een klein luchtgat is de eenige gemeenschap die dat gesloten graf met de buitenwereld heeft, waarvan zij nu voor eeuwig zijn afgesloten en waar van de dreigkreten des vijands slechts zwak en gedempt tot hen doordringen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 6