108 Leunende tegen den stapel kruitkisten, hun eenig middel tot redding en wraak, houdt Schelling de dood aanbrengende lont gereed, onbevreesd het juiste oogenblik van handelen afwachtende, dat wil zeggen, tot de vijand, fcelust op plundering en niet bevroedende welk gevaar hem wacht, in grooten getale om 't stevige gebouw verzameld zal zijn. De bezetting, sterk 2 officieren, 8 Europeesche en 19 Inlandsche onder officieren en manschappen, zoomede 44 vrouwen en kinderen, sloop, toen de duisternis geheel gevallen was, over den wal aan de zijde van 't ravijn de versterking uit, omdat dit door 't sterk begroeide terrein de meeste kans tot ontsnapping aanbood. Ten einde die kans te vergrooten, zou de troep zich buiten de versterking in kleinere onderdeelen splitsen, die ieder afzonderlijk een goed heenkomen moesten zoeken. Banzer en Keppel met zijne kinderen blijven bij elkaar, waarbij de zwakke Keppel zoo goed mogelijk ondersteund wordt door de sergeanten C. Listman en A. van Holij, terwijl zich bij hen voegen de Europeesche korporaal C. Handpoorter, de kanonier J. Looimans en nog twee andere Europeesche fuseliers. Na een uur worstelens in de duisternis met allerlei ontzettende moei lijkheden van scherpe rotspunten en bijna ondoordringbaar struikgewas, valt Keppel neer en kan zich niet meer oprichten. Aan de anderen niet meer tot last willende zijn, gelast hij hen krachtens zijn hoogeren rang (hij was le luitenant), hem te laten liggen, doch de makkers weigeren gehoorzaamheid en juist willen zij hem met geweld mede- nemen, als zij door den vijand ontdekt en aangevallen worden. De beide Europeesche fuseliers en luitenant Keppel vallen terstond als eerste offers, letterlijk in stukken gehakt, en Keppel's laatste kreet is een smartkreet voor zijne arme kinderen. De anderen slaan zich, met wanhopigen moed van de bajonet gebruik makend, door den vijand heen, alles wat 'hun in den weg treedt neervellend en weldra zijn zij buiten 's vijands onmiddellijk bereik in betrekkelijke veiligheid, doch behalve luitenant Keppel en de beide Europeesche fuseliers, ontbreken ook de kinderen van eerstgenoemde en nimmer vernam men iets omtrent hun lot. Slechts vijf afgematte en uitgeputte mannen bleven er over te midden der bijna tastbare duisternis, in een bosch, waarin geen weg bestond en waarin zij geen richting kenden, en dus op goed geluk een heenkomen moesten zoeken op gevaar af, den vijand weder in de armen te loopen, toen eensklaps een ontzettende knal den grond deed daveren en eene schitte rende vuurstraal den omtrek een oogenblik verlichtte, zoodat zij nu wisten waar de versterking gelegen had, want Schelling had het offer volbracht en had het fort met tallooze vijanden in de lucht laten vliegen. En eerbiedig ontblootten die wanhopend dwalenden 't hoofd voor de dapperen, die op Goegoek Malintang waakten voor de eer der Nederland- sche Vlag, en die als ware Nederlanders met de driekleur, die boven hun hoofden wapperde, in een ontzettende ontploffing met den vijand in vuur en vlam te gronde gingen. De drie helden stierven zooals men van eeuwen 'her in Holland sterft, vrij en op de laatste schans, voor de dierbare Vlag en het beminde Vader land, evenals Reinier Claessens, Herman de Ruijter, Van Speijk en zoo veel anderen voor hen deden. De puinhoop van Goegoek Malintang, die hunne overblijfselen dekte, is 't schoonste monument dat ooit opgericht kon worden daaruit stijgen hunne namen roemrijk op, ter nagedachtenis van hun heldendood op 27 Februari 1841 en de faam noemt tot voorbeeld voor 't nageslacht J. G. SCHELLING, sergeant-majoor-geweermaker, J. MARIEN, Europeesch fuselier en SOSEMITO, Inlandsch fuselier, de helden en toonbeelden van moed, beleid en trouw

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 7