Tien jaar na het gebeurde, in 1851, werd op de plaats van het vroegere reduit, gelegen achter het huidige militaire kampement te Padang Pandjang, het gedenkteeken opgericht. 109 Kracht puttende uit het schoone voorbeeld van opoffering hun gegeven, zetten zij, hoewel strompelend en zwoegend, de vlucht moedig voort, door de bedding van den stroom, die op den bodem van 't ravijn vloeide, te volgen, waarbij de voeten hen tot bloedens toe opengereten werden door de puntige rotsblokken, waarover zij telkens vielen, zoodat daardoor ook de nog voorradige munitie onbruikbaar werd. Uitgeput en afgemat zagen zij met schrik het daglicht verschijnen, want nu zou de beveiligende duisternis hen niet langer verbergenzij moesten zich nu ook zoo goed mogelijk voeden met vruchten, bladeren en wortelen. Tweemaal werden zij dien dag door ronddwalende vijanden ontdekt, doch telkens wisten zij hun te ontkomen, en waren zij hun behoud verschuldigd aan het diepe, duistere en woeste ravijn, waarvan de weelderige planten groei hen voor de vervolgers verborg. Zoo vervolgden zij dien martelaarsweg gedurende twee dagen en twee nachten, hongerig, uitgeput, met stukgereten voeten en allen meer of minder gewond, geen weg wetend, slechts de bedding der rivier volgende, vallend en opstaand, elkaar helpend en steunend, ten laatste zelfs niet meer in staat, 't nu nuttelooze geweer te dragen. Was er reeds buitengewone moed en geestkracht, groote volharding en toewijding noodig om elkander te helpen en te steunen, hoe krachteloos ze zeiven ook waren, den 2en Maart zouden die kameraadschappelijke deug den op nog grooter proef gesteld worden, en toen toonde dat kleine troepje helden en trouwe krijgsmakkers, waartoe echte kameraadschap in staat is. Toen zij des morgens, na een nacht van bovenmenschelijk voortworstelen, bij het aanbreken van den dag, op een beschut plekje zich een oogenblik rust gunden, bemerkte van Holij dat hun commandant, de luitenant Banzer, niet meer bij hen was. Hoe doodelijk uitgeput, afgemat en machteloos zij ook waren, trots hunne pijnlijke wonden en vaneen gereten voeten keerden allen terstond terug op den weg, die voor hen enkel marteling was, om den dapperen luitenant te zoeken, dien zij niet aan zijn lot wilden overlaten. Na een uur van ontzettende doch volhardende inspanning vonden zij hem in het midden van den stroom bewusteloos op een rotsblok uitgestrekt. Weder bijgebracht zijnde trachtten de trouwe makkers hun luitenant, die hun steeds zoo'n kranig voorbeeld was geweest, te steunen, doch zij waren daartoe te uitgeput en besloten, bij elkaar te blijven om te zamen te sterven, want in dat woeste woud scheen voor hen geen uitkomst meer te bestaan. Eenklaps dringt er een gerucht van stemmen tot hen door en zij meenen Hollandsche klanken te hooren. Vol hoop rijzen zij op. Daar schemert door 't struikgewas, dat hen verbegt, de schittering van metaalglans in den zonne schijn en zij onderscheiden bajonetten. Dat was de redding Het was de colonne onder de persoonlijke leiding van den dapperen Michiels, die naar de in opstand zijnde streken oprukte. Een roerende juichkreet, zooals nog nooit geslaakt was, ontglipte aan hun van vermoeienis hijgende borsten en een oogenblik weenden die geharde, moedige, zwaar beproefde soldaten. 't Geluk was te groot Zij waren de eenigen, die aan de ramp van Goegoek Malintang ontkwa men, doch nog geruimen tijd hadden zij noodig, voor zij geheel hersteld waren en weder den strijd met den verraderlijken vijand konden aanbinden. Banzer werd bij keuze bevorderd tot eersten en de sergeant van Holij benoemd tot tweeden luitenant, terwijl aan allen door Z. M. den Koning het eereteeken werd geschonken, voor datgene wat zij zoo ruimschoots getoond haddenvoor Moed, Beleid en Trouw.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 8