bestond uit het zoo snel mogelijk aanleggen van gevechtsopstel
lingen voor het opvangen van tegenstooten. Daar deze troepen
frisch op het gevechtsterrein aankwamen, althans weinig hadden
gevochten, waren zij tot het uitvoeren van deze werkzaamheden
gemakkelijk in staat.
Zoodra het oogenblik daartoe gunstig was, werden de treinen en
aanvullingscolonnes, zoo mogelijk onder dekking van de duisternis,
aangetrokken. Ook zij waren geheel gemotoriseerd en met radio-
uitgerust, zoodat een uiterst snel oprukken was gewaarborgd.
Uit het geheele verloop van den strijd blijkt overduidelijk, dat
de juist voor gemotoriseerde en gemechaniseerde troepen zoo
uiterst belangrijke verpleging (dit in den ruimsten zin des woords)
van de voorste eenhedén tot in details was voorbereid en geregeld;
het Engelsche War Office gaf dit ruiterlijk toe.
Toch rijst de vraag, waar de voorste voertuigen, die soms 30
a 40 km doorstootten, hun bedrijfsstoffen vandaan haalden wan
neer de trein door de een of andere oorzaak nog niet was opge
sloten. We moeten dan bedenken, dat die voertuigen een actie
radius hadden van 200 km, een afstand, die nu ook niet zoo
heel spoedig kan zijn afgelegd. En daarnaast moeten wij wel
aannemen, dat de verrassend doorgedrongen eenheden zeer vaak
geallieerde voorraden buit maakten in weinig beschadigde dorpen,
soms zelfs aan de pompen tankten
DE FRANSCHE TEGENMAATREGELEN.
Reeds in 1937 en 1938 gingen er in Frankrijk stemmen op,
die pleitten voor moderniseering en reorganisatie van het Fransche
legerzij legden daarbij den nadruk op de noodzaak, over te
gaan tot oprichting van gepantserde, dus gemechaniseerde een
heden. Een van de grootste voorstanders daarvan was de toen
malige overste van den Generalen Staf Charles Joseph Marie de
Gaulle. Deze stemmen hebben, helaas, geen gehoor gevonden
het heet zelfs, dat de Gaulle's pleidooien de aanleiding zijn ge
weest van de ontheffing van zijn plaatsing bij den Generalen Staf
en zijn terugkeer naar den troep.
In vredestijd beschikte het Fransche leger naar schatting over
7 a 8 brigades lichte en middelbare vechtwagens. Deze brigades
hadden qua organisatie iets weg van de Duitsche pantserdivisie.
Zij leken er op, maar daar is dan ook alles mee gezegd, want de
zoo onontbeerlijke hulpwapens ontbraken in de Fransche brigades
geheel. Voorts schijnt het aantal vechtwagens, dat zij in totaal
omvatten, een 3000 stuks, op het eerste gezicht niet gering. Echter
ook hier meer schijn dan werkelijkheid. Immers, deze tanks waren
voor het meerendeel totaal verouderdvooral in snelheid, bewa
pening en pantsering waren zij verre de minderen van de Duitsche
vechtwagens. Voorts beschikten zij niet over die technische hulp
middelen, waarvan de Duitsche gebruik konden maken.
218