over een bommenrichtkijker. Grondkoers en grondsnelheid wor den reeds voor het passeeren van het directiepunt bepaald. Vorenstaande methode is theoretisch wel zuiver in de practijk kan zij echter aan groote fouten (tot 1000 m) onderhevig zijn. De fouten nemen toe met het grooter worden van den afstand batterij doel. Daar echter ook de factoren koers en snelheid van het doel nooit zuiver kunnen worden bepaald, schuilt in het bepalen van de trefplaats door het vuurleidingstoestel een fout. De plaats bepaling heeft niet ten doel, de plaats van het doel zuiver te bepalen, doch uitsluitend, te zorgen dat de eerste laag binnen het gezichtsveld van den waarnemer valt, opdat zij kan worden waargenomen. Aan deze voorwaarde wordt door de uiteengezette methode voldaan de practijk heeft nml. uitgewezen, dat aanslagen met afwijkingen van 1000 m nog binnen het gezichtsveld van den waarnemer vallen. B. Het bepalen van koers en snelheid van het doel. De koers van het doel wordt eveneens met behulp van den bommenrichtkijker bepaald. Elk schip, dat zich met eenige snelheid door het water beweegt, laat een lange streep (de z.g. zoglijn) achter. Deze zoglijn is uit de lucht zeer duidelijk waar te nemen. Door met den bommen richtkijker den hoek op te meten, die deze lijn maakt met den luchtkoers van het vliegtuig, kan men den koers van het doel vrij zuiver bepalen. Hiervoor is het echter noodig, dat het vliegtuig de zoglijn passeert. Daarbij moet de vlieger eenerzijds niet te dicht bij het doel te komen anderzijds mag hij daar niet te ver vandaan blijven opdat het niet buiten het gezichtsveld van den kijker komt. De snelheid van het doel is met den bommenrichtkijker niet zuiver te bepalende fouten, die men hiermede zou maken, zijn in verhouding tot de te verwachten doelsnelheden zoo groot, dat het geen zin heeft, te trachten de doelsnelheid op deze wijze te bepalen. Bovendien zou dit extra tijd kosten, terwijl het nood zakelijk is, het tijdsverloop tusschen het meetmoment en het oogenblik van vuuropening zoo gering mogelijk te doen zijn. Men volstaat er daarom mede, de snelheid van het doel te schatten. Daarbij gaat men uit van verschillende beschikbare gegevens als het type van oorlogsschip en de plaatselijke omstandigheden, bijv. de diepte van het vaarwater. Het schatten van de snelheid op grond van de grootte van de zoglijn is zeer lastig. De daarvoor vereischte geoefendheid zal wel nooit worden verkregenzij is echter niet onontbeerlijk, daar de fout in de snelheid door schieten kan worden vastgesteld, mits bij het bepalen van den koers van het doel een niet te groote fout is gemaakt. 249

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 46