C. De wijze van waarnemen.
Er zijn twee manieren van melden van de aanslagen nl.
le. op de wijze, in gebruik bij het schieten op landdoelen, in
en en li. en re. t.o.v. de lijn batterijdoel, of
2e. volgens het klok-systeem, waarbij de ligging van de schoten
wordt aangegeven ten opzichte van de lijn waarin het doel
zich beweegt (de koers, c.q. zoglijn van het doel).
ad le. Alhoewel het niet noodzakelijk is, dat de waarnemer
de aanslagen in de invalslijn ziet, is het voor het waarnemen van
de zijdelingsche afwijkingen toch wel zeer wenschelijk, dat hij
tenminste in de lijn batterij-doel zit op het moment, dat de
aanslagen zichtbaar worden. De eenvoudigste bij vuren op
groote afstanden tevens de eenigste wijze waarop zulks valt
te bereiken is, het toestel in die lijn te laten vliegen. Doch welke
oplossing men ook zou kiezen, steeds is het alleen de waarnemer,
die kan zeggen, wanneer er mag worden gevuurd.
De factor tijd speelt echter een groote rol. Bij deze methode
kan de batterij reeds eenige tempo's klaar zijn, voordat zij mag
vuren. Ernstiger nog is het tijdverlies, dat deze wijze van waar
nemen kan veroorzaken bij het afgeven van een serie met een
tijdverschil van 40" af te vuren lagen. Dit levert groote moeilijk
heden op omdat, zooals in de hierna te behandelen onderdeelen
D en E zal worden aangetoond, zoodanige series noodig zijn voor
het bepalen van de werkelijke snelheid van het doel.
Bij in het buitenland gehouden proeven is dan ook gebleken,
dat het waarnemen in de lijn batterijdoel aan ernstig be
zwaren onderhevig is. Daarom is men overgegaan tot waarneming
t.o.v. van de zoglijn (koers) van het doel. In den regel werd hier
bij dan van de klokmethode gebruik gemaakt.
ad 2e. Bij het kloksysteem denke men zich in het doel een
wijzerplaat van een klok op het water, met de cijfers naar boven
en het cijfer 12 in de bewegingsrichting van het doel. De ligging
van de aanslagen wordt nu opgegeven door vermelding van het
„uur" (c.q. het „halve uur"), in welks richting de waarnemer ze
ziet vallen, en de lengte van hun afwijking langs die richting in
meters, dus bijv. „4 uur 400 m" (zie figuur 24).
Bij deze methode oefent de plaats van den waarnemer op het
moment van het zichtbaar worden van den aanslag practisch geen
invloed uit op de nauwkeurigheid van de waarneming. Het is
derhalve niet noodig, dat de waarnemer het tijdstip van afvuren
van de batterij bepaaltzij kan schieten, zoodra zij gereed is.
Er behoeft dus geen kostbare tijd verloren te gaan.
Het is voldoende, den waarnemer telkenmale te waarschuwen
dat er wordt gevuurd opdat hij zijn aandacht niet op het doel
concentreert zoolang daar niets te zien valt.
250