wordt waargenomen, zal deze hoek in de practijk vrijwel nooit voorkomen. Om echter den hoek, waaronder de waarnemer het doel ziet, zoo klein mogelijk te houden, zal de waarnemingshoogte liefst 3000 m moeten bedragen. Bovendien moet de vlieger er voor zorgen, dat de afstand vliegtuigdoel zoo min mogelijk ver andert. Dit kan geschieden door in halve, c.q. heele cirkels om het doel heen te vliegen. Bij veelvuldige oefening is het mogelijk, tot een vrij nauw keurige schatting van de afwijkingen te komenbij afwijkingen van 300 a 400 m behoeft de fout normaal niet grooter te zijn dan 50 m, een enkelen keer 100 m. Op de grootere afstanden neemt deze fout uiteraard toe. Beter is het, de grootte van de afwijking te meten. In 1938 zijn in Amerika proeven genomen met een waarnemingsinstrument, dat volgens de verslagen wel zou hebben voldaan. Nadere gege vens zijn hieromtrent niet bekend daar ze geheim worden ge houden. Het zal duidelijk zijn, dat vorengenoemde moeilijkheden zich zoowel bij het waarnemen in de lijn batterijdoel, als bij het waarnemen t.o.v. de zoglijn (kloksysteem) voordoen. In zooverre staan beide systemen dus gelijk. De in het buitenland opgedane ervaringen en het groote voordeel van tijdwinst, dat aan het klok systeem is verbonden, doet ons aan dit laatste de voorkeur geven. (Wordt vervolgd). 252

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 49