koesterden tegen een zoodanigen aanval. Toen een telegram van
de O.H.L. daaraan op 17 September althans v.w.b. Liman von
Sanders en zijn ondergeschikten een einde had gemaakt, nam
Enver de zaak in handen. Hij droeg den commandant van het
VlIIste L.K., kolonel Djemal Bey („de kleine Djemal"), op, plan
nen uit te werken, thans niet meer voor de verovering van het
Suezkanaal, doch voor een aanval op Egypte, en voegde hem daar
toe den Duitschen kolonel baron Kress von Kressenstein toe.
Wat beoogde de aanval op Egypte Voor de Turken de vervul
ling van hun hartewensch de vermeestering van dat land. De
Duitschers liet dit echter koud. Zij wenschten in de eerste plaats
stremming van het verkeer, dus van den toevloed van troepen
uit Brittannië's reservoir Britsch-Indiëdaarnaast binden van
zooveel mogelijk Engelsche troepen. Daartoe zou de aanval ge
paard moeten gaan met opstanden in den Soedan en Egypte en
een inval van de Senoessi's. Het verklaren van den Heiligen Oorlog
door den Sultan in zijn positie als Khalief en gestook van anti-
Engelsch gezinde elementen in Egypte zouden o.m. daartoe de
hefboomen moeten vormen.
Wat de militaire actie betreft zou de hoofdoperatie zich richten
tegen Ismailia en Nefiche. Door vermeestering van deze plaatsen
zouden de Turken a het Britsche leger in twee deelen splitsen,
b zoowel de dwarsverbinding als de belangrijkste verbinding van
dat leger met zijn basis beheerschen, derhalve het aantrekken van
reserves ernstig bemoeilijken, c den watertoevoer afsnijden (het
zoetwaterkanaal komt van den Nijl en loopt langs den spoorweg
CairoNeficheSuez/Port Said). De keuze was ook in ander
opzicht gunstig de kortste weg naar het aanvalsdoel, de Patriar-
chenweg, was tevens de veiligste van de drie routes over het
schiereiland Sinai en kwam voorts uit op het gunstigste aanvals-
terrein. Langs de minder veilige wegen (karavaanweg en Pel
grimsweg) en op de minder gunstige aanvalsterreinen (o. van
Kantara en Suez) zouden kleinere troepenmachten optreden.
Onmogelijk te ontloopen nadeelen waren en bleven de geringe
capaciteit van de spoorwegen in Palestina en het gebrek aan
wegen aldaar en in Sinai, hetgeen de concentratie en den opmarsch
zeer bemoeilijkte en elk onvoorzien oponthoud in de woestijn, bijv.
door vijandelijken weerstand, noodlottig zou kunnen doen zijn.
Aan deze bezwaren zou worden tegemoet gekomen door geleide
lijke concentratie, inrichting van vooruitgeschoven depots te
Ghaza, Khan Junis, El Arish, El Audja en Kossaima, en opmarsch
in echelons, terwijl de Turksche troepen, die het schiereiland
onmiddellijk na het terugtrekken van de Egyptische grensposten
hadden bezet, en de Bedoeïnen door voortdurende verkenningen
256
bindingen, daardoor ook aan voedsel en water ook maakte hij zich, in
tegenstelling met de Jong-Turksche politieke leiders, niet schuldig aan onder
schatting van de kracht van de Britsche verdediging.