king. Hij nam het commando over en stelde zich snel op de hoogte van den toestand, hetgeen hem aanleiding gaf, om toezending te verzoeken van munitie, handgranaten en stormladders. In afwach ting van de aankomst daarvan werden de verkenningen voort gezet. Den 24sten April eischte kap. de Bruijn overgave van de ver sterking. De bezetting wees dat af, waarop hij den 25sten tot den aanval overging. Vroeg in den nacht werd afgemarcheerd, doch het terrein was zoo zwaar, dat men den voet van de rots te laat bereikte om den vijand nog te kunnen verrassen. Daarmede was de kans op succes verkeken, want wel werd de aanval nog met ware doodsverachting uitgevoerd en wist een van de vier aan valsgroepen tot op 15 m van 's vijands hoofdstelling door te drin gen, doch toen kon men ook niet meer voor- of achteruit. Zelfs de afvoer van de gewonden was onmogelijk. Eerst na het invallen van de duisternis slaagde men erin, terug te trekken. Te 22.00 kwamen de troepen in hun bivak terug. Mj. de Wijs ontving den 27sten bericht van het mislukken van den aanval en lichtte den G.M.C. en den Legercommandant in. Deze gelastte luit.kol. Michielsen, het verzet onmiddellijk onder zijn persoonlijke leiding te breken. Gouverneur-Generaal van Heutsz, ook op de hoogte gesteld, gaf te kennen, wel marine-, doch geen berggeschut noodig te achten men moest de stelling onmiddellijk omtrekken en afsluiten. Geleidelijk kwamen de troepenversterking op het gevechtsveld aan, de laatste op 11 Mei en op dien dag ook mj. Schutthij ver kende de stelling op 12, 13 en 14 Mei. Na de verkenning op den 12den plaatste hij 3-Inf.VI in bivak aan de n. zijde en 1 brig. mar. op het pad dat naar het z.w. voerde. (De o. zijde werd sedert 25 April overdag bewaakt door een patrouille men had dit vol doende geacht omdat men meende, dat langs deze zijde geen verkeer mogelijk was. Later bleek dit onjuist te zijn het was juist langs deze zijde dat de vijand des nachts in contact bleef met de omgeving.) Op 15 Mei gaf overste Michielsen, die den 12den met mj. de Wijs en zijn chef staf was aangekomen, de bevelen uit voor den aanval. Daarvoor waren beschikbaar: 2-, 3-Inf.VI, aangevuld met man schappen van de le compagnie van dit bataljon, de compagnie Marechaussee, 2 stukken van 3,7 cm Marine, en sectie genie, dit alles verminderd met de bezetting van het bivak te Garoetoe (60 bajonetten, w.o. de zieken en minder validen). De aanval zou plaats hebben op den 17den. Mj. Schutt zou met 3-Inf.VI te 1.00 afmarcheeren en te 5.00 een schijnaanval inzetten op de o. zijde, dien hij bij gunstige omstandigheden in een werke- lijken aanval zou omzetten. De compagnie Marechaussee en 2-Inf.VI onder mj. de Wijs zouden uit het w. den hoofdaanval uit voeren, zoo mogelijk verrassend, anders met steun van de artil lerie. Deze troepen marcheerden 16 Mei te 14.30 af naar den w. 208

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 5