op van andere mogendheden. „De Volkplanting van Suriname was
„eene bezitting voor meer dan één Europeesche Natie van het
„grootste aanbelang." Geen der door de Republiek gevoerde oor
logen heeft de kolonie dan ook onberoerd gelaten.
In den Derden Engelschen Oorlog (16721674) veroveren
de Engelschen Suriname ten tweeden male. Ook ditmaal krijgen
wij het terug, thans in ruil tegen „Nieuw Amsterdam" (New York),
een ruil, die de Engelschen met tegenzin aangaan, hetgeen wel
bewijst, hoe hoog de waarde van Suriname reeds in die dagen
aangeslagen werd.
In den Negenjarigen Oorlog (16881697) wordt een Fransche
aanval op Paramaribo afgeslagen.
Tijdens den Spaanschen Successieoorlog (17021713) hebben
de Franschen, die met 8 groote oorlogsschepen en 30 kleine vaar
tuigen, waarop 3000 soldaten, in Suriname verschijnen, wederom
geen succes wanneer zij het Fort Zeelandia aanvallen. Zij volgen
dan een andere tactiek, vermeesteren de onverdedigde plantages,
laten zich afkoopen met 700.000.en verdwijnen.
Na deze kort op elkaar volgende invallen heerschte groote
wanorde in de kolonie. Vele slaven waren gevlucht. „Deeze onge
lukkige Volkplanting was slechts even van haare buitenlandsche
„en openbaare vyanden verlost, of zy ontmoette nog veel gedugter
„vyand in haaren eigen boezem." De blanke ingezetenen waren
hoogst ontevreden en verweten der „Geoctroyeerde Sociëteit van
Suriname", dat door verwaarloozing der verdedigingsmiddelen
„de Europeanen aldaar aanhoudend aan de snoodste verongelij
kingen" en hun bezittingen „aan de gewelddadigste verwoestingen"
waren blootgesteld. Het drieste optreden van de naar schatting
16.000 gevluchte slaven, de „Marrons", dat eerst zou eindigen met
de opheffing van de slavernij in 1863, had inderdaad zoodanige
afmetingen aangenomen, dat het de kolonie met ondergang be
dreigde.
De „Sociëteit" hield zich niet doof. Voor 1 millioen, een enorm
bedrag, liet zij het fort „Nieuw Amsterdam" aanleggen en bewa
penen, dat de plantages tegen verdere aanvallen moest beschermen.
Men bepaalde zich echter niet tot verdedigend optreden alleen.
Zoo traden in 1743 de „kapiteins" Nahar en Cohen Nassy met suc
ces op tegen de Marrons. Zes jaar later werd vrede gesloten met
het Negerhoofd Adoe en diens 1600 volgelingen. In 1762 volgden
de Marrons aan de Tempati na een tweejarig verzet, en met hen
ook de Aucaner en Saramaccaner boschnegers. De driestheid der
overige Marrons nam hierdoor echter niet af. Niet ver van Para
maribo bouwden eenigen zelfs te midden van zware moerassen
een nederzetting „no meri mi" („niet aanraken mij", laat ons met
rust) genaamd.
De stad Amsterdam, die in 1770 door de reeds vermelde over
name van de aandeelen van de familie van Sommelsdijk in het
bezit was geraakt van van alle aandeelen, besloot maatregelen
267