te nemen om aan de strooperijen en plunderingen van de wegge- loopen slaven voor goed een einde te maken. Uit 125 kleurlingen en vrije Negers vormde zij ,,'s Lands Vrijkorps", dat in 1772, na de overrompeling van een militairen post door de Marrons, werd vervangen door het vrijkorps „Zwarte Jagers", bijgenaamd „Roode mutsen Bestaand uit 300 vrijgekochte, uitgezochte slaven, heeft dit korps zich een geduchten naam weten te bezorgen. Geen wonder overigens, want zijn leden wisten, dat hun een afschuwe lijke marteldood te wachten stond, zoo zij den vijand in handen vielen. Daarnaast deed het feit dat „een aanzienlijke magt van gewa gende Negers, die zich in de bosschen verzamelt had, voor de „Volkplanting ten uitersten geducht weerd, Hun Hoog Mogenden, „de Staaten der Vereenigde Nederlanden (deed) besluiten om „eene magt af te zenden". Deze macht, een 500 „schoone jonge manschappen" later gevolgd door nog 300 man landde in 1773 te Paramaribo onder bevel van den Zwitserschen kolonel Fourgeoud met opdracht, de Marrons tot terugkeer dan wel onder werping te dwingen. Een algemeene amnestie werd afgekondigd voor hen, die vrijwillig naar hun plantages zouden terugkeeren. Dit had geen effect, zoodat kolonel Fourgeoud genoopt werd, tot daden over te gaan. Daarbij ontzag hij zijn troepen niet. Groote tochten werden gemaakt door de niet aan de tropen gewende soldaten. Dapper werd de vijand opgezocht en vervolgd te zamen optredende met de „Roode mutsen" boekte men inderdaad groote successen. „De inwoonders, vermeenende dat zij voor hunne per- „soonen en eigendommen niets meer te vreezen hadden, begaven „zig tot vermaaken en vrolykheid, tot verkwisting en overdaad." „De Volkplanting van Suriname was als een groote en fraaije „tuin, alwaar men alles veréénigd vond, wat natuur en kunst „kunnen voortbrengen, om het menschelyk leven voor hem zeiven „aangenaam en voor de Maatschappy voordeelig te maken. De „voorwerpen, welke overdaad en nooddruft vorderen, waaren „aldaar in overvloed. „Alle de zintuigen genoten aldaar te gelyk en om zich van den „verbloemden spreektrant van het heilig Boek te bedienen, Suri- namen was een land van melk en honig vloeijende." Er was echter ook een keerzijde aan de medaille Zoo merkt Stedman op „dat de vrouwen van den zonne-keerkring en de muggen een aangeboren neiging hebben voor de Europeanen, die kortelings ontscheept zijn". Het was dan ook geen wonder dat vele Europeesche soldaten de ontberingen van het bosch en het leven in een tropenstad niet konden verdragen en stierven. Slechts een kleine rest keerde in 1778 naar Europa terug. „Het krijgsvolk in Suriname" bepaalde zich na vertrek van het detachement Fourgeoud weer tot het defensief. Een cordon-pad, waaraan vele blokhutten, werd om de plantages aangelegd Fraai 268

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 65