301 Een rubber boot dook naar boven, waaraan twee mannen zich vastklamp ten de twee, die de slachting hadden aangericht. Nog geen seconde geleden had ik gezworen, dat ik ze vermoorden zou, dat ik, als ik de kans kreeg, ze in hun maag zou schieten, zoodat ze een langzamen en pijnlijken dood zouden sterven. Doch dit kaleidoscopische beeld veranderde even plotseling. „Arme kerels", dacht ik. „Ze doen ook niet anders, dan hun gezegd werd." En toen ik hun het leven spaarde, zag ik, hoe vergelding hen toch achterhaalde. Rechtopstaande in hun rubberbootje, dreven zij rond te mid den van de zwemmers, de handen omhoog in de bekende „Kamerad"- houding. En in een flits van bewust denken zag ik, hoe twee zwemmende zeelieden de boot vastgrepen, haar omkantelden en de vliegers net zoo lang onder hielden, tot zij ophielden met tegen te spartelen. Doch zelfs toen was ik mij niet bewust van een gevoel van medelijden of van voldoening. Het spel in de lucht is van meer belang dan de speler zelf. Het eenige, waarvan men absoluut zeker is, is het vergeten van zich- zelve. Een volmaakt uitgedachte machine zou eveneens zoo voelen, als men haar met gedachten kon uitrusten. En dit onbewuste zelf heeft een plicht te vervullen, die duidelijk afgeba kend, precies en onvermijdelijk is. Den dood kent het niet wel een soort van bewust gevoel, dat men zich niet behoeft te schamen als men zijn kameraden nog eens ontmoet in het Land van Onbekende Dimensies.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 98