15. VAN HET WERELDTOONEEL. 302 In N.W.-Europa is het in Februari betrekkelijk rustig geweest de Duit- schers schijnen hun krachten ofbenzine te willen sparen. Waarvoor Inval of geen inval, dat is nog altijd de kwestie. Hitier zelf sprak er niet van in zijn jongste rede dreigde hij alleen maar met den oorlog ter zee. Churchill heeft zijn landgenooten gewaarschuwd, dat er nog heel wat zwaar weer voor den boeg staat. Toch was de toon van zijn grootsche rede niet pessimistisch hij is vol vertrouwen in de uiteindelijke zege mits Amerika materieele hulp verleent. Manschappen heeft het Empire niet noodig „Give us the tools, we'll finish the job". De Am. pers acht het gevaar van een landing minder groot dan dat van de contra-blokkade. Het zou verkeerd zijn, hierin alleen propaganda voor de „lend and lease bill" te zien men maakt zich inderdaad bezorgd over de mogelijkheid, dat de Am. hulp te laat zou komen en ergert zich dus aan de vaak tergende langzaamheid van het Congres. Vóór midden Maart zal Pres. Roosevelt zijn handteekening wel niet kunnen zetten. In afwachting daarvan wordt zoo het e.e.a. voorbereid, al baart ook de organisatie van de oorlogsindustrie en vooral de kwestie van vraag en aanbod, prijs en loonpeil, heel wat zorgen. Het is ook welhaast ondoenlijk, een milliarden kostend bewapeningsplan te financieren zonder dat het inflatiespook om den hoek komt kijken. De arbeiders zijn ongerust, al bestaat daarvoor ook geen reden nu „F.D.R." duidelijk heeft getoond, geen excessen te zullen dulden. De stemming in het land zwaait ook langzaam maar zeker om ver leden jaar heette het nog „Koste wat het koste buiten den oorlog blijven Daarop luidde het Maximum hulp aan Engeland, „short of war". Nu gaat men meer en meer zeggen „alles doen om de Britten te helpen, kome ervan wat ervan kome". Dat neemt niet weg, dat er nog een vrij sterke minder heid is, die om velerlei redenen van geen hulp en geen oorlog wil weten meer dan remmend optreden kan zij echter niet. Omtrent de verhouding tusschen de V.S. en Rusland tasten we nog steeds in het duister. En dat terwijl de R. invloed zich niet alleen in het O., maar ook in het W. laat voelen en we ons practisch geen beeld van den alge- meenen toestand kunnen maken wanneer we niet weten, wat de Russen eventueel van plan zijn. Japan doet alle mogelijke moeite, met hen tot een compromis te komen. Het heet nu zelfs, dat Matsuoka van plan zou zijn, naar Moskou te trekken. Stalin zal den strijdbijl wel willen begraven wan neer J. zoo vriendelijk wil zijn, hem alles te geven wat hij verlangt, en dat is niet gering Een eventueele demilitairiseering van Mantsjoerije en terug gave van Z.-Sachalin beteekent voor J. practisch een terugtocht. En voor minder zal Stalin het heusch niet doen. Inmiddels heeft Pres. Roosevelt het moreele embargo op den uitvoer van verschillende goederen naar Rus land opgeheven een vriendelijke geste, die zeer zeker door de Russen zal worden gewaardeerd, maar waarvan we de beteekenis hier niet kunnen nagaan. De vraag is nu verder of J den eenen vogel in de hand, Man- choukwo, voor de tien vogels in de lucht, de Nanyo, zal willen ruilen. Tijdens „wereldoorlog nr. 1" lagen de hoofdfronten niet zoo ver uit elkaar als thans het Westfront is naar de krijtrotsen van Albion verschoven, het Zuidfront loopt dwars door Afrika, het Oostfront ligt heelemaal in O.-Azië. Het laatste is in zeker opzicht een strategische vrijheid, want officieel bestaat er tusschen den strijd van Chiang Kai Shek tegen Japan en den oorlog in Europa geen ander verband dan dat J. lid is van de „as", maar de wer-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 99