422
15. VAN HET WERELDTOONEEL.
Wanneer wij terugzien op de gebeurtenissen in de maand Maart, mogen
wij zeker zeggentevreden, maar niet voldaan. Niet voldaan, niet omdat
die gebeurtenissen ten slotte niet van zoo groot belang zouden zijn, maar
omdat voldaanheid nu uit den booze is. Niemand minder dan Churchill heeft
zich meermalen in dien zin uitgelaten.
Wat die gebeurtenissen betreftenkele namen zijn voldoendede Lease
and Lend Bill, Joegoslavië, Keren en Harrar, Diredawa, Kreta, namen, die
even zoovele lichtpunten zijn en reden geven tot evenveel optimisme als er
in het begin van Maart aanleiding scheen voor pessimisme.
Daar waren toch, terwijl in de Amerikaansche volksvertegenwoordiging
ronduit misbruik werd gemaakt van de vrijheid der democratie door het
onnoodig rekken van de behandeling van de „pacht- en leenwet", de zware
geallieerde verliezen aan schepen. Hitler's bedreiging met een onbeperkte
anti-blokkade scheen werkelijkheid te worden. De handelsvloten der bond-
genooten verloren de eerste week 140.000 ton, ruim het dubbele van hetgeen
tevoren gemiddeld per week was verloren gegaan (65.000 ton). Het werd
duidelijk, dat Duitschland er alles op ging zetten, Hitler's woorden gestand
te doen, dat Amerika's hulp te laat zou komen. Maar ziet, reeds de tweede
week bracht een lager verliescijfer100.000 ton. In de derde en vierde week
ging het nog beter 70.000 ton bijna „normaal" en een 60.000 ton, dus
beneden het „normale". Ook hier is dus reden tot tevredenheid. Zelfs
Churchill, die naar zijn eigen woorden er waarlijk geen gewoonte van maakt,
den ernst van het gevaar te verbergen, verklaarde te vertrouwen dat „wij
het gevaar te boven zullen komen". Een uiterst bevredigende uitspraak,
vooral omdat zij kwam na de berichten dat de Duitschers de handelsvloten
niet meer met klein en licht materieel alleen bestrijden, doch daarvoor nu
zelfs hun zwaarste schepen inzetten. Mogelijk moesten deze ook dienen om
de blokkade te breken het ongeveer samenvallen van het vertrek van
eenige Duitsche en Italiaansche schepen, die zich al maanden in Midden-
en Zuid-Amerikaansche havens schuil hielden, zou daar op kunnen duiden.
Na de „zwarte" week van verlies aan tonnage kwam dan de aanname
van de Lease and Lend Bill. Wanneer men de berichten uit Amerika volgt,
kan men slechts tot de slotsom komen, dat die aanname in dubbelen zin
een mijlpaal beteekent op den weg van steunverleening aan de geallieerden.
Daar is dan in de eerste plaats de waarde van die wet, die snel is gevolgd
door de machtigingen, in totaal het enorme bedrag van 7 milliard, en daar
van reeds dadelijk 1 milliard te mogen besteden voor oorlogsmaterieel. De
snelheid, waarmede deze machtigingen werden verleend, is een van de vele
symptomen van het tweede feit, nml. dat Amerika -- behoudens een groep
lieden, wien nog steeds niet de schellen van de oogen zijn gevallen - meer
en meer de gedachte aan allen steun „short of war" laat varen voor „zelfs
dat". Meer en meer gaan stemmen op, die bepleiten, dat indien Engeland
niet in staat zou zijn, de Amerikaansche wapenzendingen afdoend te bescher
men, de V.S. dan maar zelf tot convoyeering moeten overgaan, kome er
van wat er van kome. Tegenover al dit goede staat echter het kwalijke
feit wij mogen er onze oogen niet voor sluiten dat de Amerikaansche
oorlogsindustrie nog heel wat moeilijkheden zal hebben te overwinnen,
alvorens zij op topcapaciteit zal werken. Wat de arbeidsgeschillen betreft
geeft het telkenmale snel radicaal ingrijpen van de regeering goeden moed.
Als tweede ongunstig voorval dient te worden genoemd de aansluiting van
Bulgarije bij de as. Het behoort tot de Nazi-praktijken, de landen, die in
aanmerking komen om achter de as-kar te worden gespannen, daartoe te