424 Wat wij nu alleen met zekerheid kunnen zeggen is, dat Joegoslavië na Bulgarije's zwichten vrijwel omsingeld was door de Nazi's en hun rotgenooten, dezelfde Nazi's die altijd moord en brand hebben geschreeuwd over de „Einkreisung", hun door anderen aangedaan. En dat de ministers, die hun les uit de gebeurtenissen in Roemenië en Bulgarije blijkbaar niet hadden geleerd en niet het trotsche maar eenige juiste woord kenden van de Finnen on Grieken, dat het beter is, vrij te sterven dan als slaaf te leven, drie hunner naar Weenen zonden om daar de gastrol te vervullen in de zoo zoetjes aan welbekende opera „Verzoek om aansluiting bij de as", waarin ook ditmaal de helden-tenor Adolf Schicklgrüber niet ontbrak. De regie was uitstekend, dat moet worden gezegd. Minister Matsuoka, die zoojuist in Moskou den Russischen sfinx Stalin had ontmoet, kon aan de grens van het „Reich" worden verwelkomd met de mededeeling, dat de vertooning naar wensch was verloopen. De Japansche premier haastte zich, Berlijn zijn gelukwenschen te doen toekomen. Maar, het ,,'t kan verkeeren" is voor de zooveelste maal een waar woord gebleken. Want toen de drie afgevaardigden te Belgrado terug kwamen, moesten zij ontwaren, dat hun collega's het niet geheel en het volk het in het geheel niet met hen eens waren. Dat volk, een soldaten-volk, gegroeid en gehard in den strijd voor vrijheid, beschaamde niet het rotsvaste vertrouwen van de Grieken, die niet kónden gelooven, dat hun buren hen in den steek hadden gelaten, zij het, dat zij enkele bijzondere voorwaarden zouden hebben bedon gen, die moet het nog worden gezegd in Nazi-oogen natuurlijk van nul en geener waarde zijn. Dat volk reageerde even prompt als Roosevelt, die onmiddellijk de Joegoslavische credieten in Amerika bevroor: het keurde goed dat zijn leger een bloedloozen staatsgreep uitvoerde, de Duitsch-gezinde ministers gevangen zette en zelfs Prins Paul, den regent, bedankte, een half jaar voordat koning Peter II volgens de grondwet meerderjarig zou worden. Berlijn moet wel perplex hebben gestaanzelfs de groote mond van Göbbels gaf aanvankelijk geen geluid. Maar nu is dan de welbekende gebrui kelijke lastercampagne losgebroken, die den Joegoslaven weinig goeds voor spelt, te meer nu de Duitschers en Italianen - als altijd als goede hard- loopers op den langen afstand, vooraan het land verlaten. Laten wij de reikwijdte van het gebeurde niet overdrijven. Men is gauw geneigd, hier een kreet aan te heffen als ons „Van Alkmaar begint de victorie". Dat is al vele malen gezegd. Tenslotte hebben Noorwegen en België zich ook niet zonder meer gewonnen gegeven, evenmin als wij. Daarop mogen wij trotsch zijn, te meer daar er wel zeer sterke aanwijzingen zijn, dat het Duitsche tijdschema door het eerste falen in Nederland geheel in de war is gestuurd. Maar dat heeft dan toch niet verhinderd, dat de Duitschers thans in W.-Europa de baas zijn. Zoo zal het ook op den Balkan kunnen gaan. Wij moeten ons, komt het tot vechten, en daar heeft het allen schijn van, voorbereiden op tegenslagen. Voor overdreven optimisme is er geen plaats. Aan drie zijden omringd door as-genooten, staat het Joegoslavische leger met zijn nog verre van volkomen gemoderniseerde bewapening en uitrusting voor een schier bovenmensche- lijke taak. Het is de nuchtere werkelijkheid, dat het het vlakke noorden des lands niet zal kunnen houden tegen de gemechaniseerde en gemotoriseerde horden. Het gaat er echter maar om, hoe het dan terugtrekt, of het der tegenpartij de kans geeft, het te vernietigen voor het de bergen in het zuiden heeft bereikt. Daar zal het betere kansen hebben, hoewel men ook hier niet over het hoofd mag zien, dat een vergelijking met de Grieken niet opgaat, omdat Duitschers nu eenmaal geen Italianen zijn. En nu wij toch de Italianen noemen, die zullen er wel niet zoo erg op gebrand zijn, nog de Joegoslaven op hun flank te krijgen zij kunnen het immers al nauwelijks houden tegen de Grieken. Een vijfdaagsch Italiaansch offensief werd voor de aanvallers een volkomen fiasco het waren de verdedigers, die weder met eenige terreinwinst gingen strijken. Keeren wij tot de Duitschers terug, zij zullen terdege moeten overwegen of de waarschijnlijke terreinwinst opweegt tegen het even waarschijnlijke

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 130