geleerd, in den band tusschen Oranje en Nederland een goede
en schoone traditie te zien. Wij allen kennen het „Oranje verloren,
rampspoed geboren".
Met de Indonesische bevolking staat het anders. Het is duidelijk,
dat het voor de bevolkingsgroepen van dit land op zich zelf vol
komen onbelangrijk is, welke rol Willem de Zwijger eens heeft
gespeeld, en welke verhouding daardoor ontstaan is tusschen Zijn
nazaten en die van de generaties van den 80-jarigen oorlog. Ik
kan mij zelfs voorstellen, dat het bij vele Indonesiërs een gevoel
van tegenzin en verzet opwekt, wanneer wij op grond van de
rol, die de Oranjes speciaal voor Holland hebben gespeeld, van
hen eischen, dat zij goede Oranjeklanten zijn. Velen ook voelen
heelemaal niets en juichen desgewenscht uit sleur, hetgeen nog
erger is. Vele inheemsche intellectueelen zijn onze Overheid en
het Oranjehuis trouw, omdat zij voldoende doorzicht hebben, om
de materieele belangen in te zien van de instandhouding van het
huidige democratische regiem. Doch zeker is, dat de groote massa
zich niet of slechts flauw bewust is van de grootsche traditie,
zoowel Hollandsche als inheemsche, welke onverbrekelijk met het
Imperium is verbonden.
In de twee jaren, welke ik thans op de Kaderschool te IVlagelang
heb doorgebracht, heb ik vier opleidingen tot inheemsch sergeant
2e klasse mogen afleveren. Bij den aanvang van elk dezer oplei
dingen heb ik steeds weer de vraag gesteld, wie nu eigenlijk het
Nederlandsche Imperium heeft gesticht. Ik heb hier nimmer ant
woord op kunnen krijgen, hetgeen voor mij een bewijs was dat
dit kader de werkelijke beteekenis van de voornaamste artikelen
van het R.K. (Reglement op de krijgstucht) niet kende.
Zoo luidt bijv. artikel 8 (1)van het R.K.
De militair zal het voorbeeld geven in het betoonen van eerbied
voor de Koningin, de Leden van het Vorstelijk Huis, den Gouverneur-
Generaal, de Nederlandsche vlag en het vaandel (den standaard),
alsmede die aan zijn meerderen verschuldigd.
Wat houdt dit in
Het was omstreeks 1817, dus thans meer dan een eeuw geleden,
dat Z. M. Willem I, Koning der Nederlanden, staatsman en soldaat,
besloot tot de stichting van een imperium, waarvan de grond
slagen reeds door vorige geslachten waren gelegd. Te dien tijde
was nog slechts een klein gedeelte van Insulinde daadwerkelijk
onder ons gezag geplaatst.
Ter verwezenlijking van zijn plannen zond de Koning troepen
naar deze gewestenhij droeg hun de taak op, de eenheid van het
Rijk tot stand te brengen. Uit deze eerste troepencontingenten is
langzamerhand het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Legei ont
staan1). Onze generatie weet, dat dit leger niet heeft gefaald. Het
i) zie terzake Het 110-iarig bestaan van het Koninklijk Nederlandsch-
Indisch Leger in I.M.T. 1941 nr. 1.
322