heeft steeds de voorhoede gevormd van het groote leger van im periumbouwers, baande tot in alle uithoeken van den archipel den weg tot een geregeld bestuur, orde en vooruitgang. In dat leger zijn steeds alle bevolkingsgroepen van het eilandengebied vertegenwoordigd geweest. Zoo vochten bijvoorbeeld in den Java- oorlog onder Nederlandsche vlag naast de Hollanders Javanen, Soendaneezen, Madoereezen, Amboineezen, Manadoneezen, Tido- reezen, Boegineezen, Makassaren enz. Met recht kan dus worden gezegd, dat, waar deze toestand al tijd is blijven bestaan, binnen het kader der weermacht alle volken van dezen archipel hebben mede gebouwd aan het Koninkrijk, zoodat Groot-Nederland een schepping is, waarvan het voort bestaan een ieder ter harte kan gaan. En het is juist het feit, dat in den loop der jaren binnen het kader van het leger door zoovele volken aan dit grootsche werk is medegearbeid, dat dit ■weermachtsdeel zoo nauw met het imperium is vergroeid. Houden wij dat voor oogen, dan is het duidelijk, dat op het moment, waarop Koning Willem I ons leger eerdergenoemde grootsche taak toebedeelde, de band werd gelegd tusschen de bevolking en haar weermacht in Nederlandsch-Indië en het Huis Oranje. Deze band is specifiek Indisch. Generaties kwamen en gingen, zoowel in ons Vorstenhuis als in onze gelederen, en tenslotte waren het de nakomelingen van de soldaten van 1817, die na een honderjarigen strijd onder leiding van de nazaten van Koning Willem I het grootsche en historische werk voltooiden. Dit nu is de reden, dat het leger met den grootsten eerbied de eerbewijzen aan de Koningin, de Leden van het Vorstelijk Huis en de vertegenwoordigers van de Kroon brengt. Wij militairen toonen hiermede, begrip te hebben van de grootschheid van ons aller werk, en eeren hierin tevens onze dooden, wier graven te vinden zijn van Koetaradja tot in Nieuw-Guinea. En wij vinden dat het vanzelf spreekt, dat alle burgers van Ned.-Indië, mits hieromtrent ingelicht, daar precies eender over denken. Thans nog iets over het vaandel en de vlag. Het oude leger van honderd jaar geleden ving den strijd aan in naam des Konings. En om dit aan de wereld te toonen, voerden de soldaten het wapen der Oranje-Nassau's op oranjedoek en de rood-wit-blauwe vlag, symbolen van het Vorstenhuis en het Koninkrijk, met zich mede. Het vaandel heeft zich in den loop der tijden keer op keer in het brandpunt van den strijd bevonden, en is dan ook voor den soldaat van het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger, die zich hiervan rekenschap geeft, tot een reliek van de eerste orde geworden, een poesaka van geslacht op geslacht. Tot zoover artikel 8 van het R.K. Zijn onze militairen van het vorenstaande doordrongen, dan zullen zij de waarde van hun beroep met geheel andere oogen bekijken. Zij zullen zich helder 323

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 19