Tusschen 11 en 16 Juni 1835 hadden verkenningen plaats in de
vallei terwijl het vijandelijke bolwerk zoo goed mogelijk werd
ingesloten. Onze troepen verloren bij deze inleidende actie 23
man aan dooden. en 139 gewonden. Tevens was duidelijk geworden,
dat de vijand er niet aan dacht, den strijd op te geven. Men zou
een langdurige worsteling tegemoet gaan.
Gedurende de nu volgende maanden werden de noodige werk
zaamheden verricht ter verbetering van de eigen stellingen.
Tevens werd de vallei van de Alahan Pandjang zoo goed mogelijk
van vijanden gezuiverd. De tegenstander bleef echter allerwege
zeer actief, doch ook onze troepen hielden dapper vol, hoewel
zij door ziekte en ontbering uitgeput raakten. Toen echter de
koortsen en dysenterie hand over hand toenamen, ontstond onder
de soldaten een groote neerslachtigheid. In November kwamen
versterkingen van Java op het gevechtsveld aan, doch ook daar
mede werd geen beslissing verkregen.
Zoo brak het jaar 1836 aan, zonder dat eenige winst was geboekt.
Integendeel, de vijand was driester geworden dan ooit en het
kostte onze troepenmacht groote moeite, de verbindingen naar
achteren intact te houden. Regens, ziekten en gebrek aan levens
middelen doemden ons herhaaldelijk tot werkeloosheid. Wel
werden af en toe nog aanvallen op de vesting ondernomen, doch
zij liepen steeds op een mislukking uit.
In October 1836 kreeg de artillerie versterking van Java. Daarop
besloot de bevelhebber, te trachten, nog vóór de komende poeasa
een overwinning te forceeren. Op 28 November werd het kanon
vuur geopendhet werd eenige dagen voortgezet. Toen had men
een groote bres weten te schieten in de omwalling der versterking,
waarop den 4en December te 4.45 in den morgen de aanval werd
ingezet. Inderdaad zagen de voorste afdeelingen der aanvalstroe-
pen kans, door de bres binnen te dringen nog vóór de Padri's
beseften, wat er geschiedde. Doch toen begonnen de Boegineesche
bondgenooten, die achter deze voorste troepen volgden, tegen de
uitdrukkelijke bevelen in, in het wilde weg te schieten, waardoor
verwarring in de voorste gelederen ontstond. De Padri's maakten
hiervan oogenblikkelijk gebruik en dreven de binnengedrongen
aanvallers door de bres terug. Alle pogingen, de orde te herstellen,
waren vergeefsch. Wij verloren in dit korte gevecht 28 dooden en
100 gewonden, waaronder 5 officieren, en moesten den aanval
opgeven.
Het werd 1837 zonder dat de overwinning was behaald. Integen
deel; moedeloosheid, gebrek aan vertrouwen en de slechte gezond
heidstoestand hadden een zeer slechten geest doen ontstaan. Het
stond er met de krijgstucht zoo droevig voor, dat het noodzakelijk
was, de troepen geheel opnieuw te drillen en te oefenen, teneinde
ze weer tot een willig en bruikbaar oorlogsinstrument te maken.
Hoe weinig de zaken naar wensch gingen, blijkt wel uit het feit,
325