werk, doch wéér een stap verder, en hij weigert zoo noodig dienst, laat zich zonder meer niet langer dwingen tot gehoorzaamheid, wordt brutaal, demonstreert zijn onwil door onvoldoende zorg te besteden aan zijn kleeding en uitrusting en door het aannemen van een hoogst onwelvoeglijke houding tegenover zijn chefs. Aan den eisch van het nalaten van elk min voegzaam en met de waardigheid van den militairen stand strijdig gedrag, en in het algemeen een onafgebroken ■plichtsbetrachtingwordt dan niet meer voldaan. In dit stadium is de samenwerking tusschen aan voering en troep zooal niet geheel zoek, dan toch in zoodanige mate onvoldoende, dat het leger niet meer voor zijn oorlogstaak geschikt is. Ons voorbeeld levert het bewijs hiervan. Overste Michiels liet de troepen exerceeren om de minderen aldus te dwingen, de bevelen der meerderen stipt en snel op te volgen. Met dit doel ook en tevens om het vertrouwen in eigen kracht te doen her winnen, werden kleine acties tegen den vijand ingezet, werd de voorgeschreven reglementeering van het dagelijksche leven we derom tot in finesses doorgevoerd. Het resultaat was dat dezelfde troepen, die twee jaren lang vergeefs voor Bondjol hadden gevochten, thans in één nacht de versterking veroverden. In het licht van het vorenstaande zou men artikel 1 van het R.K. ook aldus kunnen lezen „De krijgstucht omvat de handhaving en stipte naleving van alle door of vanwege het militair gezag uitgevaardigde bevelen, bepalingen en verordeningen, die een maximale versteviging van de weermacht ten doel hebben. Een ieder, die een handeling verricht dan wel nalaat, waardoor hij afbreuk doet aan de kracht van het leger, handelt in strijd met de krijgstucht." Eenige voorbeelden. Hij, die zijn velddienst niet naar behooren uitvoert, doet de oefening niet tot haar recht komen, doet daardoor indirect afbreuk aan de kracht van het leger, en handelt derhalve in strijd met de krijgstucht. Een van mijn onderhebbende korpo raals werd blijkens zijn strafhoek eens krijgstuchtelijk gestraft, omdat hij tijdens een velddienstoefening zijn verplichtingen als groepscommandant niet naar behooren was nagekomen. Dit moge velen tot voorbeeld strekken, want in negen van de tien gevallen verwaarloost het lagere kader tijdens velddienstoefeningen het R.I. IV. Wanneer een korporaal van de week zijn verplichtingen niet naar behooren nakomt, wordt hij daarvoor ter verantwoording geroepen. Maar een korporaal, die met volkomen negatie van terrein en gegevens omtrent den vijand onder alle omstandigheden zijn groep in de colonne met eenen doet voortsjokken, begaat precies dezelfde fout. De vaak verkondigde opvatting, dat veld dienst niet met den inwendigen dienst is te vergelijken, gaat hier 32 7

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 23