Sepoy-opstand uitbrak. Deze muiterij deed figuurlijk gesproken
in Holland de deur dichtvan het plan werd geheel afgezien,
waarmede de eerste goed bedoelde poging, te geraken tot invoering
van een Inheemsche militie, van de baan was.
Twintig jaar later, in 1877, werd besloten, de pradjoerits bij
reorganisatie van het politie-wezen wegens hun gering nut, op te
heffen. Het duurde echter nog tot 1897 voordat hiertoe werd
overgegaan bij de instelling van het Korps Gewapende Politie.
Daarna bleef van het stelstel-v. d. Bosch slechts de Barisan van
Madoera bestaan.
B. Latere pogingen.
Over de later aangewende pogingen, te komen tot een oplossing
van het vraagstuk van voorziening op de minst kostbare en
zekerste wijze in de behoefte aan lager legerpersoneel, staan ons
weinig gegevens ten dienste. Het is echter wel zeker, dat de ge
dachte aan een krijgsdienst bij de legerleiding niet geheel en al
verbannen was. Eenige malen is het vraagstuk weer opgedoken
om meestal geruischloos te verdwijnen.
Zoo zeide luitenant-generaal van Swieten bij de overgave van
het legercommando op 8 Augustus 1862 o.m.
„In het algemeen is het stelsel van vrijwillige werving te verkiezen
boven dat van gedwongen lichting, doch de ondervinding leert, dat die
bron opdroogt, wanneer men haar het meest noodig heeft, dat is ge
durende den oorlog maar eene goede weermacht mag niet afhankelijk
zijn van den meerderen of minderen lust der vrijwilligers om zich
voor den stijd, die te wachten is, aan te bieden. Er moeten dus wet
tige middelen zijn om de legers aan te vullen als dit door de vrijwillige
werving niet meer mogelijk is, en tot dat einde is ook voor Indië het
stelsel van gedwongen lichting voorgesteld."
Niet bekend is, of generaal van Swieten hier een Inheemsche
militie op het oog hadvermoedelijk was dat wel het geval. Hoe
het ook zij, uit het feit, dat van bedoelde voorstellen niets naders
werd vernomen, kan wel worden afgeleid, dat de Regeering daar
mede niet kon instemmen.
Ruim een halve eeuw later roerde de toen scheidende Leger
commandant, luitenant-generaal van Daalen, het onderwerp op
nieuw aan met de opmerking dat de beginselen voor de
invoering van een beperkte militie onder de Inlanders op Java
zijn vastgesteld," zonder nochtans duidelijk te maken of deze
vaststelling door de legerleiding dan wel door de Regeering was
geschied.
In 1916 verscheen van de hand van den toenmaligen majoor
van den Generalen Staf (h.t.l.) van der Weijden een brochure
getiteld Weerplicht voor Inlanders en samenstelling van de weer
macht in Nederlandsch-Indië. Het kan nauwelijks een toevallige
omstandigheid worden geacht, dat het vraagstuk van de In
heemsche militie tijdens den vorigen wereldoorlog weder actueel
332