Aldus luidde het, slechts op overwegingen van technisch-orga-
nisatorischen en financiëelen aard berustende standpunt van de
Regeering eenige maanden vóór het losbarsten van het Duitsche
offensief in West-Europa. De daar toegepaste aanvalsmethoden
hebben de noodzakelijkheid van andere, verbeterde en uitge
breide afweermaatregelen aangetoond.
In een volgend artikel zullen wij onderzoeken, of deze wijziging
in verdedigingsmethode een vermeerdering van mankracht ten
gevolge zal hebben en zoo ja, welk systeem van legervorming dan
de voorkeur geniet.
(Wordt vervolgd.)
339
„Het standpunt der Regeering inzake het vraagstuk van de Inheem-
sehe militie heeft sedert de behandeling van dit onderwerp in de
vorige Volksraadszittingen geen wijziging ondergaan. Er zijn geen
nieuwe gezichtspunten geopend. Dat het op den duur bij de Inheem-
schen en dit zou volgens vele leden bij een groot deel hunner
reeds het geval zijn een gevoel van onbehagen moet wekken, dat
zij nog immer van de verdediging van hun land uitgesloten zijn,
voor zoover zij niet als vrijwilliger dienst hebben genomen, kan de
Regeering niet inzien. Thans bestaat het Leger reeds voor ongeveer
80% uit Inheemschen. Aanzienlijke opvoering van de legersterkte
welke waarschijnlijk door de hier aan het woord zijnde leden wordt
beoogd is uit financieel oogpunt onaanvaardbaar. Voor de ver-
eischte beperkte uitbreiding van de legersterkte zijn andere middelen
meer geëigend, bijv. het vrijwillige kort verband systeem, dat thans
als proef wordt toegepast en waarbij zij, die deel willen nemen aan
de verdediging des Lands, daartoe alle gelegenheid hebben.
Het verband, dat door deze leden is gelegd tusschen de waarde
van de moderne bewapening en de beteekenis der infanterie, geeft
geen juist beeld van de werkelijkheid. Het is toch haar bewapening,
welke de infanterie in staat stelt, de beslissing te brengen. Met op
voering van de getalsterkte der infanterie zou uitbreiding van haar
bewapening alsmede van de hulpwapens hand in hand moeten gaan.
De Regeering is dan ook van meening, dat Zij bij het tot nu toe
gevolgde beleid van het overvloedige menschenmateriaal hier te lande
een juist gebruik maakt, ten eerste door geen grooter gedeelte in de
weermacht op te nemen dan Zij van de vereischte bewapening kan
voorzien, ten tweede door de voorkeur te geven aan de thans gevolgde
wijze van legervorming.
Sommige leden hebben wederom den factor vertrouwen in het
geding gebracht. De Regeering betreurt dit. Zij is van oordeel, dat
Zij bij invoering van Inheemsche militie niet meer blijken van ver
trouwen in de bevolking zou kunnen geven, dan Zij nu reeds doet.
Selectie op de gevoelens jegens het Gezag is in een leger noodzakelijk,
ongeacht het stelsel, hetwelk voor de legervorming wordt gevolgd.
De bereidheid, zich bij de uitvoering van elke taak, welke kan
worden opgedragen, ten volle te geven en zijn commandanten onder
alle omstandigheden te gehoorzamen, bepaalt in eerste instantie de
militaire waarde van den soldaat. Ontbreekt die bereidheid of bestaat
daaromtrent twijfel, dan is voor hem in het leger geen plaats. Verder
gaat de hier besproken selectie niet. Zij wordt toegepast op alle gega
digden voor het leger, onverschillig of zij tot de Inheemsche of tot
de Europeesehe bevolkingsgroep behooren."