te vermelden dat vooral het gasgangraen een slechte reputatie
heeft.
Naast de infecties was het de shock, die in het begin van den
oorlog van 19141918 in zoo hooge mate de slechte kans op
herstel van de fracturen van de lange pijpbeenderen bepaalde,
speciaal die van het dijbeen. De geneeskundige diensten, zoowel
aan gealliëerde zijde als bij de centrale mogendheden, stonden
aanvankelijk machteloos tegenover dit ernstige syndroom. Wel
kende men de beginselen, volgens welke behoorde te worden
gehandeld, doch men was onmachtig, ze consequent uit te voeren.
Men zocht als het ware naar een methode, die geschikt was om
zoo snel mogelijk na de verwonding die hulp te verleenen, welke
het ontstaan van shock kon voorkomen. De fixatiemethoden, die
aanvankelijk algemeen werden toegepast, bleken ten eenenmale
onvoldoende. De Engelschen maakten gebruik van de z.g. Liston-
splint, een lange plank, welke aan de buitenzijde van het been
werd bevestigd met fixatie aan den voet. Aan het boveneinde
werd een band, welke tusschen de beenen door werd gevoerd,
onder tractie bevestigd. Analoge spalken, die aan Fransche, resp.
Duitsche zijde werden gebruikt, waren die van Pouliquen en von
Hacker (af'bn. 1 en 2)De aldus beoogde immobilisatie met tractie
en contra-tractie bleek echter slechts denkbeeldig, want tijdens
de transporten over dikwijls zeer slechte wegen had beweging
van de breukstukken ten opzichte van elkaar gemakkelijk plaats.
De hierdoor veroorzaakte pijn had samentrekking van spieren
tot gevolg, alsmede voortdurende bloedingen. Het gevolg was dat
de meeste gewonden in ernstigen shocktoestand in de hoofdver-
bandplaatsen en veldhospitalen aankwamen. De shock' verhinderde
dan in de meeste gevallen de operatieve behandeling, welke noodig
was om het verder voortschrijden der infecties te voorkomen.
Het is dus gemakkelijk te begrijpen, dat de resultaten bedroevend
waren en dat de meeste gevallen doodelijk verliepen.
De Engelschen maakten in Noord-Frankrijk in hun verband-
plaatsen en veldhospitalen voor de behandeling van dijbeenfrac
turen gebruik van de z.g., zoo juist reeds genoemde Thomas-splint,
een instrument, dat reeds ongeveer 100 jaar bekend was en
oorspronkelijk werd gebruikt als loopapparaat. Hierbij dient de
bekkenring als zitgelegenheid, waarop zitbeenknobbel, schaambeen
en bilspieren steun vinden. De voet wordt geëxtendeerd aan een
distaal aangebrachte dwarsstaaf, terwijl een onder den schoen
van het gezonde been aangebrachte verhooging tot loopen in staat
stelt.
De gedachte kwam nu op (Robert Jones), deze splint geschikt
te maken voor extensie-apparaat, dat onmiddellijk achter het
front kon worden gebruikt en waarmede het probleem van immo-
biliseering zoo snel mogelijk na het ontstaan van de fractuur kon
worden opgelost.
365