3. GEDACHTEN OVER DE VEREDEDIGING
VAN NEDERLANDSCH-INDIË
door
N. W. HOFSTEDE,
lste Luitenant der Infanterie.
(Met een kaart achter in dit nummer.)
I.
OVER DE MOREELE OPVOEDING VAN WEERMACHT EN
VOLK.
In een vervlogen tijdsperiode, toen alles rondom dezen archipel
nog politieke rust ademde, bezat Nederlandsch-Indië een zuiver
beroepsleger, voor een zeer groot deel gerecruteerd uit de inheem-
sche bevolkingsgroepen.
Het oude leger heeft het nimmer gemakkelijk gehad. De vele
koloniale oorlogen en expedities veroorzaakten vaak een naar
verhouding tot de legersterkte aanzienlijk verloop aan personeel.
Toch was dit verloop nimmer van zoodanigen aard, dat de tijd
ontbrak om nieuwe recruten grondig op te leiden. Deze opleiding
bestond in groote trekken uit het den man bijbrengen van de
vereischte vakkennis en uit een moreele vorming.
Ten aanzien van deze moreele vorming valt op te merken, dat
de toenmalige recruut practisch geen ontwikkeling bezatzijn
critisch denkvermogen was zeer gering. Feitelijk begon de vorming
van zijn geest eerst bij het depotbataljon, zoodat het voor het
instructiepersoneel een niet al te moeilijke taak was, hem te
doordrenken met de in het leger heerschende ideologie. En de
diensten in de buitengewesten vulden eventueele hiaten in deze
moreele vorming wel aan.
Sindsdien is er echter zeer veel veranderd. Het Oostersch reveil
heeft ook deze landen niet onberoerd gelaten, terwijl mede dank
zij de leiding van de Nederlandsche Overheid het ontwikkelings
peil van de bevolking sinds 1900 met groote schreden is vooruit
gegaan, waardoor zich in de Indische samenleving groote wijzi
gingen hebben voltrokken. Het spreekt vanzelf, dat een en ander
een dwingenden invloed heeft uitgeoefend op den gang van zaken
hij de depötbataljons en hoogere opleidingsinstituten van het leger.
Niet langer hebben wij te doen met heden, die het ja en amen
tot hoogste wijsheid bezitten, doch met menschen, die, ook al
319