329 4. INHEEMSCHE MILITIE (I) door F. O. B. MUSCH, Kapitein der Infanterie. INLEIDING. „Het schijnt, dat op Java iets voorbereid wordt dat naar conscriptie zweemt. Te Semarang heeft eene conferentie plaats gehad van vijf residenten zij duurde veertien dagen, en het doel daarvan was het beramen van middelen, om voor het leger zes duizend inlandsche soldaten te verkrijgen." De heer Rochussen in de Tweede Kamer der Staten Generaal op 11 December 1855. Ook thans „schijnt (het)dat er iets voorbereid wordt, dat naar conscriptie zweemt". Inderdaad, het „vraagstuk" van de Inheem- sche militie is weer actueel. Dit behoeft geen verwondering te wekkensteeds wanneer de omstandigheden dwongen tot uit breiding van de legersterkte, is getracht het minst kostbare systeem toe te passen. Wij willen trachten, in de volgende verhandeling een zoo vol ledig mogelijk beeld te geven van het „vraagstuk". Daarbij zullen wij dan gebruik maken van de benaming Inheemsche militie, een benaming, die reeds burgerrecht heeft verkregen en zich gemakkelijker laat uitspreken, lezen en schrijven dan de juiste aanduiding militaire dienstplicht voor Nederlandsche onderdanen niet-Nederlanders. HISTORISCH OVERZICHT. A. De eerste poging. Laten wij de gedwongen militaire lichtingen onder Maarschalk Daendels, waarbij de aangewezenen geboeid naar de depóts wer den geleid, buiten beschouwing, dan had de eerste poging, een Inheemsche militie in te voeren, plaats onmiddellijk na de schei ding tusschen het Nederlandsche en het Ned.-Indische leger. Tot de maatregelen voor het omzetten van de vredesformatie van 1830 1) in een sterkte op voet van oorlog behoorde nml. o.m. de indeeling bij het leger van 5000 a 6000 man militie. In ieder regentschap zou op basis van vrijwillige verbintenis een „militie" J) Zie Het 110-jarig bestaan van het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger in I.M.T. 1941 nr. 1, blz. 10.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 25