6. HET IN STELLING BRENGEN VAN EEN SECTIE PANTSERAFWEERGESCHUT door A. F. SMEETS, Majoor der Infanterie. Bij de indienststelling van een nieuw wapen zullen zich ver schillende vraagstukken voordoen, welke in de practijk hunne oplossing zullen moeten vinden, zoodat daaromtrent te voren slechts summiere aanwijzingen kunnen worden gegeven. Onder dergelijke vraagstukken kan o.m. worden gerangschikt het in stelling komen van pag. Het lijkt nuttig, deze handeling hier nader te belichten aan de hand van de terzake reeds opge dane ervaring. Nadat de commandant van het pantserafweergeschut een ge vechtsopdracht heeft ontvangen (pt. 197 G.V.I.) zullen de hieruit voortvloeiende bevelen en aanwijzingen aan de sectie- en stuks commandanten zooveel mogelijk in het terrein worden gegeven (pt. 198 G.V.I.) Deze bevelen zullen het navolgende moeten inhouden a. in het kort gegevens omtrent den algemeenen tactischen toe stand (indien niet reeds eerder medegedeeld); b. taak van het regiment (troepenonderdeel); c. het pantserafweerplan van het regiment (pt. 188 G.V.I.) d. welke troepen tegen gepantserde strijdkrachten moeten worden beschermd e. de taak van de sectie en de plaats, waar ongeveer in stelling zal moeten worden gekomen f. de hoeveelheid munitie, die voor de uitvoering van de taak mag worden gebruikt g. taak na de vervulling van de opdracht h. plaats waarheen berichten moeten worden gezonden en de wijze waarop de verbinding is geregeld. N.B. De vuuropening wordt overgelaten aan den sectiecom mandant (pt. 197 (3) G.V.I.)Echter moet wel worden bepaald of er z.n. mag worden ingeschoten. De organisatie en uitrusting van de sectie is uiteraard van invloed op de wijze, waarop de sectiecommandant zijn opdracht 341

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 41