Gedurende het jaar 1940 werd bij 307 (376) legerpaarden door middel van malleïne een onderzoek ingesteld naar verborgen Malleus (ophthalmo-malleïnatie)Van 186 (259) dezer paarden werd tevens het bloedserum ter onderzoek opgezonden naar het Veeartsenijkundig Instituut te Buitenzorg. Subcutane malleïnatie [R.M.D.G.D. art. 39 (8)] had slechts 1 maal plaats. Anthrax (miltvuur)Surra, Paraplegia infectiosa en Osteofi- brose osteoporosis, osteomalacickwamen wederom niet voor. Lymphangioitis epizoötica (saccharomycosis). Deze ziekte trad op bij een Inheemsch paard van het trein- detachement te Malang (vóór en in de linker liesstreek). Patiënt genas in drie maanden door toepassing van de door den militair paardenarts J. van Duim ingevoerde medicamenteuze behan deling. Tetanus. Tetanus werd geconstateerd bij een officiersdienstrijpaard van het garnizoen Soerabaia, bij welke patiënt 6 dagen na een ver wonding, een stukje hout uit den kroonrand werd verwijderd. Een anti-tetanus-injectie werd toegediend. Negen dagen later trad tetanus op. Na behandeling met anti-tetanus-serum, glucose en sulfas magnesicus intra veneus, verbeterde patiënt na 8 dagen na een maand was hij geheel hersteld. Emphysema pulmonum alveolare genuinum (dampigheid). Deze ziekte komt als regel voort uit een bronchitis en is de laatste jaren beduidend in frequentie toegenomen. Zooals reeds onder „gezondheidstoestand der legerpaarden" werd vermeld, is de oorzaak in het hooi gelegen. In Europa komen bij paarden veel chronische ademhalingsbe- zwaren voor. Klinisch geven zij steeds de verschijnselen van dampigheid te zien. Hug. (M. PanissetTijdschrift voor Diergenees kunde, '65ste deel) heeft de longen van 41 dampige paarden onder zocht. Bij alle 41 kon hij bronchitis, c.q. broncheolitis vaststellen. Bij de meeste was hieruit een chronische bronchitis ontstaan. Het ontstekingsproces bleek tot de alveolen te zijn doorgedrongen, die daardoor in hun elasticiteit hadden ingeboet. Echter hadden zich in andere longen induratieve processen ontwikkeld, die de aanleiding tot het ontstaan van dampigheid waren geweest, terwijl bij enkele een chronische broncho-pneumonie als primair moest worden beschouwd. Er zijn verschillende oorzaken, die tot dampigheid kunnen voeren, o.a. het verblijf houden in te warme, slecht geventileerde stallingen. Ook gebrekkige training, vooral van rijpaarden, die aan ritten met wedstrijd-karakter deelnemen. Acclimatisatieziek- 441

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 17