1. NA ÉÉN JAAR OORLOG
door
LUITENANT-GENERAAL G. J. BERENSCHOT,
Commandant van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger.1)
Ook zonder herdenking in woord en geschrift zou de 10e Mei
1940, de dag waarop de Duitsche horden Nederland binnenvielen,
voor altijd onverzwakt in ons geheugen gegrift blijven.
Toch gevoelen wij ons innerlijk gedrongen tot herdenking. Wij
willen met onze gedachten verwijlen bij hen, die in den strijd
vielen, en niet minder bij de talrijken, mannen, vrouwen en kin
deren, die geen wapenen hanteerend het slachtoffer werden
van barbaarsche strijdmethoden. Maar ook hen, die thans onder
het vreemde juk leven en ondanks allen dwang den Nederland-
schen geest onverzwakt in stand houden, willen wij heden in het
bijzonder eerenhun zullen wij vandaag in gedachten moed
inspreken.
Herdenken doet ook bezinnenwij zetten een oogenblik de
dagelijksche beslommeringen ter zijde en houden ons bezig met
hetgeen in de vijf dagen van strijd is gebeurd wij vragen ons
af, hoe het zoo kon gebeuren het antwoord geeft ons een richt
snoer voor de toekomst.
Over hetgeen gebeurd is behoef ik niet uit te weidende
massale aanvallen door de lucht en op den grond, de stoot van
pantserdivisies door Brabant en over den Moerdijk, het zorgvuldig
voorbereide, helaas door landgenooten gesteunde verraad in het
hart des lands, zij liggen ons versch in het geheugen.
Hoe het zoo kon gebeuren, hoe in vijf dagen tijd Nederland kon
worden overweldigd, weten wij nu ook wel, doch wij kunnen het
ons niet genooeg voor oogen houden, „opdat wij niet vergeten"
Het was onze van geslacht tot geslacht overgeërfde afkeer van
serieuze oorlogsvoorbereiding. Wij waren rijk, en wilden steeds
rijker worden. Wij zorgden voor een woning met degelijke meu
belen, een welvoorzienen disch, een goed gevulden kelder, doch
wij wilden ons geen uitgaven getroosten voor dikke muren en een
stevig dak, welke den stormram van roofzuchtige benden zouden
kunnen weerstaan.
b Door Zijne Excellentie den Legercommandant geschreven voor het
Economisch Weekblad.
427