Een soldaat moet een man van eer zijn. Soldateneer is de eer zijn vaderland onberispelijk te dienen. Het bijzondere daarvan is, dat zij immaterieel is in haar streven. Soldateneer richt zich derhalve op het geheelniet op het individu. Hare uitstraling zet den soldaat alleen in een bijzonder licht. Een soldaat moet levenslustig zijn en levensmoed hebben. Op den bodem van moedeloosheid kunnen geen soldaten tieren. Een soldaat moet zich zelf steeds kunnen beheerschen. Alleen door zelfbeheersching zal hij zijn vijand eens kunnen be heerschen. Soldaten moeten veeleischend voor zichzelf zijn, opdat zij niet onbillijk worden voor anderen, opdat hun de opgelegde lasten niet onredelijk gaan toeschijnenopdat zij niet gaan critiseeren. Soldaten moeten niet haatdragend zijn. Haat te dragen bij de reeds overbelaste uitrusting van den sol daat zou menigeen onder den last doen bezwijken. Soldaten zijn geen bijzondere menschenalleen men- schen aan wie een zeer bijzondere taak is opgedragen. Daarin ligt hunne ver-bijzondering. Een soldaat moet altijd zwijgzaam zijn. Immers, zijn vriend heeft een vriend en de vriend van zijn vriend heeft weer een vriendweet te zwijgen. Een soldaat moet trouw zijn. Trouwheid is aangeboren. De eed van trouw is een „belofte" van trouw. Trouw moet blijken. Een soldaat moet bescheiden zijn. Bescheidenheid is zijn eigen meening en zich zelf achter de zaak te plaatsen waarvoor men dient. Het is voor den soldaat niet voldoende zich zelf te zijn noodig is meester van zich zelf te zijn. Een soldaat moet gezond van lichaam zijn. Alleen in een gezond lichaam kan een gezonde geest wonen. 450 :-c ij!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 26