wonnen, doch niet door het daarachter gekoppelde tweeradige voertuig. Deze moeilijkheid zou kunnen worden ondervangen door het aanhangvoertuig niet uit te rusten met raden, doch met rupsbanden, van gelijk vermogen als die van den tractor. Doch wanneer men eenmaal zoover is, kan men beter nog één stap verder gaan en het bergkanon op den tractor vervoeren, een mogelijkheid, die bestaat, omdat men het bergkanon in een aantal draaglasten kan verdeelen, en het dus op een zeker aantal tractors kan vervoeren, een mogelijkheid tevens, die voor 7,5 Vd. of 10,5 Hw. ontbreekt. Naar onze meening kan het voorts zeer wel uitvoerbaar blijken, den vuurmond plus een deel van de affuit zoodanig op één tractor te monteeren, dat kan worden geschoten van dat voertuig af. Hierdoor zou men dus de beschikking verkrijgen over een kanon op motoraffuit. De constructie zouden we echter gaarne zoo zien, dat e.e.a. geen wijzigingen aan de bestaande affuit mee bracht. Daardoor zou het mogelijk worden, de niet op de motoraffuit gebezigde affuitdeelen (raden, schild, staart, e.a.) op andere trac tors mede te voeren, en het kanon desgewenscht ook op de thans gebruikelijke wijze in stelling te brengen. De omstandigheid kan zich immers voordoen, dat bij optreden buiten de wegen wordt gestooten op hindernissen, die de tractors noch overschrijden, noch omtrekken kunnen, bijv. een waterloop met een diepte van 1 m. In dat geval zou de bergartillerie systeem Blankemeyer moeten uitvallen. Ook de boven omschreven motor affuit zou daar stranden. Maar ouderwetsche bergartillerie zou er door komen indien er paarden waren. Daarom zal ook gemotoriseerde bergartillerie de paarden n.o.m. nooit geheel kunnen ontberen, indien men de voordeelen van dat wapen niet volledig wil prijsgeven. In onzen gedachtengang zou kunnen worden volstaan met een aantal paarden, voldoende voor het vervoer van een of twee stukken per batterij deze paarden zouden de stukken van het „stremmingspunt" af echelonsgewijze in stelling moeten brengen. Zij zouden met hun geleiders en draagtuigen moeten worden vervoerd op speciaal daartoe ingerichte paardentransportauto's en gezonden naar punten, in de nabijheid waarvan hun inzet is te verwachten. Het paardenechelon zou ook per afdeeling kun nen worden vereenigd in den afdeelingstaf, die het dan naar behoefte zou kunnen inzetten. Wij begrijpen zeer wel, dat deze oplossing kostbaarder is, dan die van kap. Blankemeyer. Toch meenen we, dat zij volledig beantwoordt aan de hiervoor door ons geformuleerde eischen, en uit dien hoofde de voorkeur verdient. Welke de voordeelen zijn van een kanon op motoraffuit, mag voldoend bekend worden verondersteld. Wat de nadeelen van die constructie betreft verdient het hier wel speciale vermelding, 463

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1941 | | pagina 39